Ben jij gefascineerd door het sterrenstelsel? Sterrenkijken en het heelal bestuderen is een heel rustgevende hobby waar je veel plezier en ontspanning aan kunt beleven.
Maar om de sterrenhemel echt goed te kunnen bestuderen, moet je wel eerst een telescoop kopen. Maar de ene telescoop is de andere niet. Het is om te beginnen van belang om op de hoogte te zijn van wat voor verschillende soorten telescopen er zijn en wat de voordelen en nadelen daarvan zijn. Dat bespreken we in dit artikel.
Refractor-telescoop
De refractor-telescoop wordt ook wel lenzentelescoop genoemd. Dit type telescoop was 400 jaar geleden het eerste optische instrument dat gebruikt werd voor astronomische waarnemingen. Het werkt zo: voorin de telescoopbuis zit een lens die het licht opvangt, waarna het wordt gebundeld in een brandpunt, waar het beeld wordt gevormd. Het is een simpel en degelijk instrument dat optisch (bijna) perfect is en weinig onderhoud nodig heeft. Wel heeft een (goed) lenzentelescoop één optische fout die men ‘chromatische aberratie’ noemt. Dat is een kleurschifting die ontstaat bij het gebruik van een enkelvoudige lens, omdat een enkele lens niet in staat is om alle kleuren waaruit wit licht is opgebouwd samen te brengen in een brandpunt. Daardoor ontstaan drie aparte plaatjes (blauw, rood en groen) en blijft het groene en rode maanbeeld onscherp wanneer je probeert scherp te stellen op het blauwe deel. Wat je dan ziet is een gekleurde zweem langs de maanrand. Bij zogenaamde achromatische refractors is dit probleem opgelost door de plaatsing van een tweede lens van een andere glassoort. Verder krijg je met een refractor-telescoop scherpe beelden van planten en fantastische details, maar voor het bekijken van deep sky-objecten is hij minder geschikt. Een refractor-telescoop is bij een lensdiameter tot 100 millimeter goed betaalbaar, maar daarboven erg kostbaar.
Reflector-telescoop
Een reflector-telescoop wordt ook wel een spiegeltelescoop genoemd en gebruikt geen lenzen maar spiegels om astronomische waarnemingen te doen. Hij werd uitgevonden in de zeventiende eeuw door de beroemde Brit Isaac Newton. Een reflector-telescoop gebruikt een holle spiegel die de invallende lichtstralen terugkaatst en bundelt in een brandpunt, dat zich bevindt op een hulpspiegeltje. Dat spiegeltje stuurt het licht vervolgens door naar een oculair. Het gevolg van dit hulpspiegeltje, is dat er minder details zichtbaar zijn dan bij een refractor-telescoop. Daarentegen heb je geen lasten van kleurfouten en is een refractor-telescoop juist zeer geschikt voor deep sky-observaties. Wel moet de telescoop af en toe ‘gecollimeerd’ worden. Dat wil zeggen dat de spiegels goed tegenover elkaar gezet moeten worden.
Catadioptrische telescoop
Een catadioptrische telescoop is een combinatie van bovenstaande typen: hij gebruikt spiegels én lenzen. Achter in de buis is een holle spiegel geplaatst, die invallende lichtstralen terugkaatst naar een dubbele holle lens. Die lens heeft aan de achterkant een klein laagje aluminium dat werkt als vangspiegel. Die kaatst het licht weer door naar de hoofdspiegel, waarna het via een opening naar het oculair gaat. Hierdoor ontstaat in feite een ‘ideale telescoop’ zónder chromatische aberratie die dankzij de korte, gesloten buis ook nog eens compact is. Ook heeft een catadioptrische telescoop een lange brandpuntsafstand, wat een hogere vergroting mogelijk maakt, zonder dat hier een hoge prijs tegenover staat. Wel is er één nadeel aan een catadioptrische telescoop, en dat is dat de correctielens aan de voorzijde de neiging heeft te beslaan.
Nu weet je welk onderscheid je kunt maken wanneer je op zoek gaat naar een passende telescoop. Daarbij zijn er nog zat andere eigenschappen die aandacht verdienen, zoals het oculair zelf en het gezichtsveld. Doe dus goed onderzoek voordat je een keuze maakt om teleurstelling te voorkomen.