De praatbarakken over ‘Smart Cities en co’ draaien op volle toeren. Iedereen die mee wil spelen in het lokale beleid, beseft stilaan dat men niet aan de kant kan blijven. De vaak individuele zoektocht naar de ‘heilige graal’ waarbij men vooral grip wil krijgen op iets wat men al jaren heeft verwaarloosd. De plotse schrik die toeslaat om de trein – waarop een grote groep van de ‘klanten’ reeds zitten – te gaan missen; de trein van informatie en technologie, innovatie en disruptie. Dit alles geeft een positieve vibe aan het werk dat al jaren op de plank ligt.
Dat er ondertussen een digitale koterij van automatiseringstrajecten is ontstaan is een vaststelling waar ieder gerenommeerd spreker zijn verhaaltje mee begint. Ok, dat wisten wij dus al jaren, volgende pagina graag – wij zitten reeds een paar hoofdstukken verder.
Wat gaan we er echt aan doen? Vergaderen in Brussel met een groep van een twintigtal believers die elk hun tien minuten glorie krijgen om te vertellen hoe goed ze bezig zijn? Nee dus. Alweer, met verplaatsing en gezellige koffie inbegrepen, minstens zesduizend euro weggegooid, die men had kunnen gebruiken om een startup een app te laten bouwen op een gefundeerd gemeentelijk referentiemodel.
Software-Darwinisme
Want daar gaat het over. Echte ‘Slimme Gemeenten’ gaan rond de tafel zitten rond modellen, die reeds werden gebouwd terwijl iedereen nog druk was met silo-denken. Deze modellen kunnen VlaVirGem, Oslo, ACPaas of de Nederlandse +1 gemeente zijn. Stuk voor stuk onderdelen of gehelen die een referentiearchitectuur uit sterke ervaring op het terrein hebben opgezet. Modellen die inzetten op microservices of applicatiefuncties die toekomstbestendig zijn binnen het software ‘Darwinisme’, als men deze services maar bovenop een degelijke datalaag plaatst.
Slimme gemeenten – smart cities dus voor de yuppie lezer – omarmen dit soort modellen en bouwen er samen oplossingen rond. Samen rond de tafel met softwarebouwers, in de hoop dat die mee inzien dat ook software aan Darwinisme onderhevig is. Moderne bedrijven denken mee met de klant, de lokale besturen, en erkennen de kennis die opgebouwd werd in de besturen zelf om samen aan de slag te gaan. Dit zonder zich vast te klampen aan eeuwig lobbywerk om bedrijfsmodellen uit de jaren ‘90 stand te laten houden.
Generiek versus specifiek
In de kern – en nu even technisch – zijn de data- en business of proceslaag generiek. De data of informatielaag vertrekt vanuit de basisregistraties en wordt verrijkt tot op het lokale overheidsniveau. Dit was het hele idee achter het Oslo model, ons ‘kindje’ dat sinds zijn adoptie door de bovenlokale overheden wel op een academische bosklas lijkt te zijn. Hopelijk valt men niet in de valkuil van de Nederlandse architecten die met hun referentiearchitecturen theoretische en in praktijk onwerkbare perfectie nastreven. Er is geen nood aan een ‘Sagrada Familia’ van de open standaardisatie.
Het eenvoudige idee achter een productencatalogus, waarbij centraal de generieke info en lokaal het specifieke wordt bijgehouden in een sneller opleverbare oplossing, lijkt ons nog steeds een goede disruptieve werkwijze. Een sterk model dat jammer genoeg in de plooien van transities en omvormingen op de achtergrond lijkt verdwenen te zijn. Waar blijven onze generieke dataservices die aangevuld kunnen worden met lokaal specifieke informatie en onafhankelijk zijn van toepassingen?
De droom uit 2012 is zes jaren later nog niet veel meer dan het ontsluiten van bestaande authentieke gegevensbronnen, weliswaar nu via een collectief gegevensdelingsplatform. Maar deze maximale gegevensdeling blijft na tien jaren, los van de cijfers waarmee men al snel gooit bij navraag, toch eerder een minimale impact te kennen. Het mag best een beetje sneller.
Dat digitalisering in essentie over data gaat is men ondertussen vergeten door allerlei fancy speelgoed dat opduikt en waarvan men in ‘no time’ het virtuele lintje mag doorknippen. We zijn toch allemaal een beetje artificieel intelligent niet?
Blockchain dan maar?
Naast de data dienen we continu de steeds wijzigende regelgeving te vertalen naar de werkprocessen, dit vraagt een flexibele werkomgeving zonder logge veranderingstrajecten. Dat blockchain in de digitale transformatie van onze regelgeving hierbij een enorme (r)evolutie kan betekenen, is eindelijk doorgedrongen!
Maar dat voor overheden hiervoor ook eerst een goed beveiligd en op orde staand datamodel vereist is, schrijven ze voorlopig niet mee in de ambitieuze plannen. Men heeft niet in het minst het idee, waar men als overheid in dit landschap zal terechtkomen en welke rol de overheid nog zal, kan of wenst te spelen. Los van de discussie of de rol van de overheid überhaupt nog dezelfde moet zijn, is er ook geen enkel ‘plan’ waarin deze rol wordt vastgelegd. Men houdt het voorlopig op ‘experimenteren’.
Bitcoin stuurde een serieuze wake-up call naar de bancaire sector, maar blockchain wordt in overheden voorlopig nog aanzien als een leuke nieuwe speelkameraad op de schoolkoer, zonder besef van impact. blockchain concepten zomaar neerzetten in het huidige overheidslandschap – zoals ik in de krant las een ambitie van het parlement – brengt ons weldra een zondvloed aan behoeften rond strakke overheidsdata. Gelukkig werd de bouw van de ‘ark’ in 2012 opgezet met Oslo, maar er is dringend meer hout nodig om elk stukje overheidsdata te laten overleven.
Eerste stappen buiten ‘Jurassic Parc’
Toepassingen (software) en infrastructuur (hardware) zijn gelukkig vrijer toepasbaar maar ook collectief inzetbaar indien toegepast op een referentiemodel of -kader. De gemeente Aalter, gevolgd door de lange lijst aan besturen die hen bezochten en samen met hen aan de slag gingen. Maar ze zijn gelukkig niet alleen! Voorzichtige doch veel te trage initiatieven in regio’s lijken ook langs de infrastructurele zijde begrepen te hebben dat intergemeentelijk samenwerken loont – zonder daar meteen logge structuren en belangen rond op te zetten.
Maar vooral de denkpistes die momenteel aan de gang zijn rond een intergemeentelijk ‘smart city operating systeem’ beloven hierin mooie stappen te gaan zetten (Ocapi). Wanneer we een ‘internet of things’ willen opzetten dan zal de infrastructurele laag met wired of wireless connectiviteit op orde moeten zijn. Daar ligt het echte werk, de idee van een uit atomaire services opgezet besturingssysteem. Snel vervangbare onderdelen ofwel applicatiefuncties die de digitale transformatie versneld op gang gaan trekken en die de steeds grotere behoefte aan dataverwerking aankan. Laat ons alstublieft de stekker trekken uit geldopslorpende trajecten die ons trachten wijs te maken dat we (nog maar eens) onze data rond vrije parkeerplaatsen als de doorbraak rond mobiliteitsproblemen moeten gaan beschouwen. Geef die mensen elk een goede TomTom en we zijn veel goedkoper gesteld, vraag met andere woorden die data op waar ze echt zit en werk privaat-publiek samen om dit onder controle te krijgen. Denken we nu echt dat Google en anderen de machines stoppen omdat onze overheden eventjes boos kijken? Werk samen en leg collectief de afspraken vast!
Het einde van de tunnel … werd verplaatst?
De auteur van de tweedeling van informatie en technologie in de overheid had gelijk, en we waren er als de kippen bij om dit te ondersteunen. De opstart verliep moeizaam omdat het nu eenmaal ook aan overheden eigen is dat er bij elke wijziging, eerst een verplichte stoelendans en machtsverdeling dient te gebeuren. We zijn aan het landen, ook op Vlaams niveau kan een doorstart plaatsvinden met een sterke en ambitieuze leiding die exact weet waar het op staat.
Met de start van een ‘interbestuurlijke samenwerking’ eind 2015 leek het schip de haven te verlaten. Mijn organisatie, de V-ICT-OR, leverde in minder dan een jaar drie toolkits op (informatieveiligheid, de softwarecatalogus en de profielfiche) en stak de schouders onder maar liefst vijf pilootprojecten rond radicale digitalisering (Digitale regio’s, samen aanbesteden, blockchain en de vereenvoudiging van horecavergunningen en digitale aangifte overlijden). Met een sterke visie werd doelstelling na doelstelling bereikt. Alleen bleek zodra opgestart niemand nog interesse te hebben in de resultaten, een overzichtje van de maturiteit van gemeenten was uiteindelijk genoeg om terug te keren naar de klaagbank met de Calimeroschelp op het hoofd.
Amper na één jaar trok men er dus de stekker uit om (alweer) van koers te veranderen, een ‘coïtus interruptus’ zonder echte verklaring en we hebben meteen de laatste kernbijeenkomst gehad. Ook de samenstelling van het kersverse stuurorgaan rond informatie en technologie, kreeg een andere invulling. De stem van de lokale ict-mandataris en -ambtenaren, wordt in deze niet langer vertegenwoordigd. Zowat het ergste wat men bij een digitale transformatie kan doen is luidop zeggen dat men het zonder strategische ict’ers wil doen. Strategisch it in de lokale besturen wordt dus een operatiekamer zonder dokters of specialisten, een voetbalveld met volleybalspelers, een wetsvoorstel zonder door juristenhanden te gaan. Ooit zal men het hopelijk beseffen, maar ondertussen tikt de tijd en gooit men liever miljoenen naar studies rond kennis die er al lang is en zitten éénoogachtigen de vergaderingen op te vrolijken met verhalen die al lang niet meer stroken met de werkelijkheid.
De fout die men opnieuw maakt is deze waarin men enkel nog luistert naar diverse lobby-kanalen, die hun eigen verhaal verkopen en waarbij men telkens dezelfde namen in deze strategische stuurorganen ziet opduiken. Het is absoluut niet zo dat er bloedarmoede is, maar luisteren naar mensen met kennis van zaken blijkt te vermoeiend of te bedreigend te zijn. Waar blijft de stem van de lokale it’er? Beseft deze dat in de diverse werkgroepen informatie en technologiemanagers uit lokale besturen worden afgedaan als domme idioten die niet weten waarover ze spreken? Deze stiefmoederlijke behandeling is één van de oorzaken waarom organisaties niet in beweging komen. En als het inderdaad klopt dat de skills ontbreken, waarom grijpt men dan lokaal niet in? Is het denkbaar dat een personeelsdienst anno 2018 geen hrm-skills bijgeschoold kreeg? Waarom wil men dan diezelfde upgrading van skills op lokale it dan liever niet?
Met opnieuw en louter een zee aan werkgroepen op te richten komen we er niet. Al bij de eerste bijeenkomst krijg je een flashback, daar zat ik dan … terug in 2012 met werkgroepjes die eens gingen nadenken welke methodiek we interbestuurlijk gaan gebruiken om de grote projecten in goede banen te leiden. Men gooit nog liever jaren ervaring weg dan af te wijken van het motto ‘Eigen Smart Eerst’, zolang het eigen logo op de dik geproduceerde papierstapel maar het grootste is.
Het einde van de tunnel … blijft in zicht!
Ons idee om iedereen rond dezelfde tafel te brengen rond het ‘algemeen belang’ wordt doorgezet in de stuurgroep lokaal e-government, waar we samen met beleidsmensen wel durven nadenken aan een echte overheid x.0, gebouwd op een sterke fundering.
Diegene die beweren dat door deze opzet waarin we terecht zijn gekomen het einde van de tunnel nog verder af is, durf ik persoonlijk tegen te spreken. 2018 wordt het jaar waarin wij zullen aantonen dat modellen zoals samen aanbesteden, ACPaaS, OCAPI en VlaVirGem een toekomst hebben als slimme gemeente. Bottom-up inzetten is de enige juiste weg is. Weg van de eeuwige academische tekentafel wordt ondertussen in de werkkamers vlijtig voortgewerkt met mensen die wel hun verdienste en ervaring hebben.
Wie niet beseft dat grote projecten ook geen zin meer hebben en de paradigmashift die bezig is nog steeds niet ziet is verloren in de tijd.
De toekomst zit bij de mensen die dagelijks met hun botten in de modder staan. Mensen die ondertussen goed beseffen dat de broodnodige ontzorging van it op het lokale niveau hen in de richting van de ‘informatiemanager’ zal brengen. Mensen die zelf volwassen genoeg zijn te clusteren in regiowerking zonder externe inmenging van organen die zichzelf in leven trachten te houden. Ook daar geldt het Darwinisme, een evolutie die alleen nog maar door ons ondersteund wordt, met bescheiden en zelf bij elkaar gefietste middelen zonder overheidssteun.
We rekenen er op dat lokale besturen zelf opnieuw en collectief veel meer dan nu gaan nadenken, hoe hun informatie en technologie er moet gaan uitzien in de toekomst. Meedenken en samen bouwen aan de ideale en slimme gemeente van morgen. Informatie en technologie zijn even belangrijk dan de human resources en de financiën die men inzet om een verbeterde dienstverlening op te zetten. Net zoals die laatste twee dient men intern ook informatie en technologie in de span of control van de moderne overheidsmanager te trekken.
Met permanent uitgestoken hand tot samenwerking naar zowel publiek als private sector, wensen we ook de heilige huisjes in de informatie en technologiewereld ter sprake te kunnen brengen. Waarom zetten we geen coalitie op – al was het via crowdfunding – om aan te tonen dat burgers en bedrijven zelf bereid zijn om de overheidsmolen versneld te digitaliseren, maar in eerste instantie vooral durven te vereenvoudigen en verouderde structuren durven wegdenken!
Dat het hierbij aan de andere kant nog altijd verdacht stil blijft sinds onze publieke vraag van meer dan veertien maanden geleden, is alleen maar jammer.
De generieke referentiearchitectuur waarop wij verder bouwen zal in de natuurlijke selectie en de evolutietheorie van het software-Darwinisme uiteindelijk veel meer overlevingskansen hebben. De paradigmashift is ingezet. Het zal een spreekwoordelijke jungle aan nieuw potentieel geven. Maar gebrek aan inzicht en machtsspelletjes doen ons voorlopig heel wat kostbare tijd verliezen, en laat tijd nu net iets zijn wat we in de digitale transformatie van onze overheden al veel te veel verloren hebben.
Dit is een oproep voor disruptie en innovatie aan iedereen die vindt dat de tijd om de handen samen aan de ploeg te zetten is aangebroken … bel me.
Eddy Van der Stock, voorzitter bij de Vlaamse ICT organisatie (V-ICT-OR)