Over de plek van de ict binnen de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) bestaat discussie. De WBSO is het belangrijkste generieke innovatiestimuleringsinstrument van de overheid. De ict-sector is inmiddels niet meer weg te denken bij innovatie en vervult ook een belangrijke rol binnen de WBSO. Toch is er veel om te doen. Veel it-innovatie past niet binnen de WBSO en de roep om verruiming klinkt luider.
De WBSO is oorspronkelijk nooit bedacht voor ict (dit was bij de eerste iteratie van de regeling in 1995 immers nog maar een klein technologiegebied). Men loopt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dan ook tegen de moeilijke kwestie aan wat innovatie binnen de ict precies inhoudt, en wat verwacht mag worden van een onderneming hier in. RVO neemt hier een vrij harde lijn in, waarbij op basis van een aantal arbitraire scheidslijnen aanvragen zijn af te schieten.
Brancheorganisaties en intermediairs vragen om een versoepeling van de definitie van ict-innovatie en de mogelijkheid tot het toepassen van de WBSO. Staatssecretaris Mona Keijzer heeft naar aanleiding van een WBSO-evaluatie bovendien aangegeven enkele onafhankelijke experts te vragen om te onderzoeken of de definitie van ‘technisch nieuwe programmatuur’ binnen de WBSO niet te strikt is. Ik ben er alleen bang voor dat men hierbij voorbijgaat aan de gevolgen van een dergelijke versoepeling: een explosie in het aantal ict-aanvragen. Het is immers niet de bedoeling dat er oneindig budget naar de WBSO-gaat.
Moord en brand
Van alle toegekende WBSO-uren was in 2017 (Bron: RVO.nl) ruim een kwart binnen de Computer- en informatiewetenschappen. In 2017 was echter ook voor het eerst een afname in het aantal toegekende aanvragen binnen deze branche. Dit komt overeen met de verstrenging van de behandeling van aanvragen. Sinds deze strengere beoordeling schreeuwt men dan ook moord en brand. Dit wordt duidelijk bij een verkenning online van opiniestukken, maar ook bij WBSO-voorlichtingen van RVO is er altijd veel discussie over ict. Wat voorheen relatief eenvoudig goedgekeurd werd, krijgt nu opeens vraagtekens. Daarnaast gaat de (verouderde) WBSO-definitie ook zeker niet mee in de tijd als het aankomt op moderne low-code programmeertalen of zaken als big data en machine learning. Hierover zijn ook zeer valide discussies te voeren.
Tegenfeitelijk gedachtenexperiment
RVO zelf houdt zich overigens op de vlakte in deze discussies. Desgevraagd verwijst men naar het lastige spanningsveld tussen ‘de geest van de regeling’ en de actuele wettekst. Daarnaast heb ik informeel vernomen dat zodra RVO een voorbeeld van een ict-knelpunt en oplossingsrichting geeft (wat de basis vormt van een WBSO-aanvraag) dit ook direct terugkomt in tientallen of zelfs honderden aanvragen.
In de studie van de geschiedenis is het gebruikelijk om een counterfactual of tegenfeitelijke situatie te schetsen. Wat als? Laten we een klein tegenfeitelijk gedachtenexperiment houden. Stel dat RVO in 2017 niet strenger was geworden, maar juist coulanter. Zaken die nu niet binnen de WBSO-vallen hadden in deze situatie wel gemogen, denk aan low-code programmeren (Mendix), high-level meedenken door een directeur, bedenken van architectuur en algoritmes, statistisch modelleren (datawetenschap) en implementatie- en configuratieprojecten (veelal op basis van open source). Het gevolg hiervan zou natuurlijk zijn geweest dat in plaats van de huidige 25 procent ict binnen de WBSO misschien wel vijftig procent of meer van het budget naar ict gaat. Om budgetoverschrijding dan tegen te gaan, was er dan maar één reële optie, en dat is het (sterk) verlagen van het subsidiepercentage op WBSO-uren en kosten. Is dit nu echt waar het Nederlands bedrijfsleven op zou zitten te wachten? In dit licht behouden is een verruiming van de WBSO-ict niet zonder meer een positieve ontwikkeling en is het dilemma voor RVO dan ook begrijpelijk.
Dicht op het metaal
Voor mij is het momenteel (na enig trial and error) goed duidelijk welke ict-ontwikkelingen wel en welke ontwikkelingen niet in aanmerking komen voor de WBSO. Hierbij zijn voorbeelden te noemen die in WBSO-technische zin wel innovatie zijn, maar voor de ondernemer minder spannend, en heel spannende zaken die juist niet in aanmerking komen voor de WBSO. Het is vanwege de abstracte duiding van RVO echter niet duidelijk voor een buitenstaander wanneer iets wel tot een technisch nieuwe ontwikkeling leidt (altijd een criterium in de WBSO) en wanneer niet. Het niet willen geven van concrete voorbeelden – o.a. vanwege eerder geschetste reden – helpt niet bij deze onduidelijkheid en onbegrip.
Wat is dan de oplossing? Het lijkt mij wenselijk dat er een duidelijkere en meer moderne definitie komt van programmatuur. Als dit leidt tot een verruiming van de ict-definitie, dan is het onvermijdelijke gevolg dat het subsidiepercentage omlaag gaat. Als definitief de keuze gemaakt wordt voor een specifiek soort ontwikkeling met een sterk technische inslag (low-level code dicht op het metaal), dan hoeft er qua budget niets te gebeuren, maar dan maakt men hier wel echt een eigen keuze voor. Een verruiming met behoud van het huidige budget is echter nooit een oplossing: het is kiezen of delen.