Kijkend naar de uitkomst was de appathon om tot een corona-app te komen geen succes. De kritiek richtte zich op de opzet, inrichting en het tijdpad van de exercitie. Toch zitten er positieve kanten aan het experiment, want dat was het. Naast alle vingers op zere plekken verdient het waardering en levert het inzichten op.
Het idee van een corona-appathon om tot de app te komen, die Nederland ging helpen bij het in kaart brengen van besmettingen en het adviseren van mensen om afstand te houden van coronapatiënten, kwam uit de hoed van minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid, Welzijn & Sport) en zijn team. Na een aanmeldprocedure, waarbij 176 (!) partijen op de deur klopten, bleek uiteindelijk geen één app van de zeven finalisten te voldoen. Privacy en veiligheid waren struikelblokken, maar ook op de programmering en technologie was het nodige aan te merken. Programmerdude deelde er een goede analyse over.
Voorloper
Het gevolg is dat de Nederlandse overheid, terwijl zij voorloper hoopte te zijn, nog niet klaar is met haar corona-app. Wel zijn de eerste ontwerpen onthuld en te vinden op Github. Daarin staat ons land niet alleen. België ziet helemaal af van een app en zet in op contactonderzoek. Voor Duitsland heeft de bondsregering aangegeven voor de zomervakantie klaar te willen zijn. Groot-Brittannië is al begonnen met het testen van een contact-app, gemaakt en beheerd door de National Health Service (NHS). De invoering volgt waarschijnlijk kort daarna.
Ook Frankrijk is op weg naar de introductie van hun StopCovid-app, die deze maand nog wordt verwacht. Vrijwel alle landen maken gebruik van de door Apple en Google opgeleverde functionaliteit voor de anonieme registratie van contacten tussen personen. Zwitserland is het eerste land dat een app met deze functionaliteit heeft gelanceerd.
De vraag is gerechtvaardigd of de transparante aanpak van de Nederlandse overheid de juiste was en ze niet beter had kunnen kiezen voor een gecentraliseerde top-down-aanpak, zoals in de meeste landen om ons heen. Ikzelf ben ervan overtuigd dat we het in Nederland niet op een andere manier hadden kunnen doen. Om in een lastige situatie draagvlak te creëren voor een oplossing die potentieel indruist tegen ons gevoel van privacy en autonomie, is openheid nodig. Laat zien wat er gebeurt, wat de opties zijn en hoe keuzes tot stand komen.
Die houding siert onze overheid, met een fascinerend en leerzaam schouwspel als resultaat. Volgens een onderzoek van de Erasmus Universiteit, dat plaatsvond ná de appathon, is ruim vijftig procent van de Nederlanders bereid een corona-app te installeren. Daarnaast leverde de exercitie een aantal belangrijke inzichten op, zónder veel vertraging voor het verdere traject.
Mobiliseren
Allereerst is er de constatering dat het mogelijk is om in een crisissituatie snel de markt te mobiliseren. Want hoewel iedereen van tevoren wist dat het een queeste zou zijn, was het animo groot en bleken veel bedrijven bereid hun mensen en tijd te investeren in de app. Ook kwam naar voren waar technologische en ethische knelpunten konden ontstaan – en welke oplossing eventueel wel slagingskans zou hebben. Grappig genoeg kwam een groot deel van die feedback van buiten, via social media en andere publieke discussies. Wat mij betreft is dat duidelijk een voordeel van zo’n aanpak ‘out in the open’. De analyses en beschouwingen waren meer diepgravend dan wanneer het proces in een afgesloten war room had plaatsgevonden. Daarnaast kreeg het ministerie dankzij de appathon de kans om ontwikkelaars aan het werk te zien, die De Jonge mogelijk in zijn dream team had kunnen opnemen. Wel is de uitdaging dan om inhoudelijk wat met die feedback te doen, en het openbare commentaar ook echt mee te nemen in het proces.
En mocht zich een volgende gelegenheid voordoen voor de overheid om de hulp van het gilde ontwikkelaars in te roepen, dan weet het in elk geval waar de verbeterpunten liggen. Dat komt neer op een meer heldere kaderzetting aan de hand van een interne sessie voorafgaand aan de marktconsultatie. Door vragen te beantwoorden als ‘Welk probleem wil je oplossen’, ‘Hoe snel?’ en ‘Wat moet eerst gebeuren?’ en deze te combineren met een aantal technische uitgangspunten als te gebruiken standaarden, tools en protocollen, kun je een briefing opstellen die potentiële deelnemers handvatten geeft om succesvol(ler) te zijn in hun taak. Als er dan vervolgens publieke feedback komt, is de uitdaging die goed te kanaliseren, belangstellenden zich gehoord te laten voelen, en iets te doen met de waardevolle informatie die je krijgt. Daarnaast zou een wat ruimere deadline natuurlijk ook helpen.