Het Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat louter een inbreuk op de privacywet AVG burgers geen recht geeft op schadevergoeding. Een enkele schending is niet voldoende. Er moet sprake zijn van (im)materiële schade als gevolg van die inbreuk en een duidelijk oorzakelijk verband. Het is echter geen vereiste dat de geleden immateriële schade een bepaalde drempel van ernst moet bereiken om recht op schadevergoeding te verlenen.
Met dit arrest, waar het Oostenrijkse hooggerechtshof om had gevraagd, blijft de juridische onzekerheid voortbestaan. Een Oostenrijkse burger wiens gegevens zonder toestemming waren verwerkt voor een algoritme, had duizend euro aan immateriële schade geclaimd, voor alles omdat hij zich erg van streek voelde.
Het Oostenrijkse hooggerechtshof had gehoopt dat het Europese Hof van Justitie een ondergrens zou stellen waardoor alleen ernstige zaken voor de rechter komen. Maar het Hof in Luxemburg ziet daarvan af omdat de AVG die ruimte niet biedt. De EU-wetgever heeft het begrip schade namelijk breed geformuleerd. Het Hof laat het aan de lidstaten over hoe zo’n zaak moet worden behandeld. Met name over de hoogte van eventuele schadevergoedingen moeten landelijke rechters beslissen. Volgens privacy-experts kan deze uitspraak ertoe leiden dat bedrijven zich in landen gaan vestigen waar rechters niet gemakkelijk compensaties voor immateriële schade geven.