Investeren in digitale kennis en vaardigheden is cruciaal voor het herstel van de Nederlandse economie na de coronacrisis. Daarop hamert Lotte de Bruijn, directeur van brancheorganisatie NLdigital vandaag in een gesprek met informateur Mariëtte Hamer.
Volgens de Bruijn moet het nieuwe kabinet veel sneller investeren in lesprogramma’s over digitalisering. ’Digitale vaardigheden zijn essentieel om mee te kunnen doen in de maatschappij. Iedere baan heeft er nu en in de toekomst in meer of mindere mate mee te maken’, stelt ze.
De invoering van het verplichte vak Digitale geletterdheid binnen het primair en voortgezet onderwijs staat voor 2023 gepland. Dat is volgens de brancheorganisatie te laat in de huidige snelheid waarmee de samenleving digitaliseert.
‘Het gaat ons echt te langzaam’, zegt De Bruijn. Digitale vaardigheden moeten nu in het curriculum worden opgenomen, vindt ze. ‘Dit jaar. Het moet prioriteit zijn van het nieuwe kabinet.’
‘Niet pas in 2023’
Ze stelt dat het van belang is voor de arbeidsmarkt dat kinderen al vroeg met digitalisering in aanraking komen omdat deze ‘snakt’ naar mensen met de juiste digitale vaardigheden en kennis. De Bruijn ziet in Nederland en de landen om ons heen dat kinderen die met digitalisering in aanraking komen, later sneller kiezen voor een baan of vervolgstudie in de ict en hoopt dat digitale geletterdheid in het lesprogramma zorgt dat schoolgaande kinderen inspiratie krijgen om zich digitaal verder te ontwikkelen. ‘Dit is belangrijk voor gelijke kansen en gelijke toegang. Zo werken we toe naar een groeiende, diverse en inclusieve digitale sector.’
De brancheorganisatie ziet in dat de verandering om veel tijd en middelen vraagt. En dat eerdere initiatieven voor meer digitale geletterdheid door gebrek aan tijd en middelen het niet hebben gehaald. ‘Daarom steunen we van harte elk initiatief om substantieel meer te investeren in ons onderwijssysteem. Alleen zo kunnen we werken aan de broodnodige modernisering van het curriculum.’
‘Hele eer’
Voor De Bruijn was het ‘een hele eer’ om namens de sector mee te kunnen denken met de opdracht voor een nieuw te vormen kabinet, vertelt ze na het gesprek aan Computable. ‘Ik heb het eerder al een historisch moment genoemd. Het is voor het eerst dat we zo in staat zijn gesteld om digitalisering op de agenda te krijgen en kennis en vaardigheden te bieden voor het herstel na de coronacrisis.’
Naast de Bruijn schoven ook Michiel Steltman (DINL), internetpionier Marleen Stikker (De Waag), Jeannine Peek (Capgemini, spreker namens topsector ict) en anderen aan. Volgens De Bruijn ging het om een open en constructief groepsgesprek waarin geen restricties waren voor wat betreft de spreektijd of het aansnijden van onderwerpen.
‘In het gesprek hebben wij maximaal ingezet op digitale vaardigheden vanaf het primair onderwijs. Op school wordt nog steeds niet opgeleid om met het juiste gereedschap de arbeidsmarkt op te komen. Zonder digitale vaardigheden komen mensen in de knel, bijvoorbeeld op het vlak van veiligheid en ethiek.’ Ze vindt dat iedereen toegang moet krijgen tot die digitale vaardigheden en niet alleen een select gezelschap. Die kennis en kunde mag volgens De Bruijn niet afhankelijk zijn van het aanbod van individuele scholen.
‘Haalbaar’
Volgens de Bruijn is het een uitdaging, maar zeker ‘haalbaar’ om komend schooljaar al te starten met digitale vaardigheden in het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs. ‘Ik wil er zeker niet lichtzinnig over doen, maar we moeten die hete aardappel niet voor ons uit blijven schuiven, er moet nu een besluit over genomen worden.’
Ze wijst op allerlei omliggende landen die digitale geletterdheid al vastgelegd hebben in het onderwijsprogramma. Ook in Nederland liggen er volgens haar al hele lespakketten klaar die geïmplementeerd kunnen worden. ‘Vanuit het onderwijs kan men blijven roepen dat we het niet gaan redden, maar we moeten samenwerken om dit te gaan halen. Nu gaan er miljoenen kinderen met een achterstand de arbeidsmarkt op.’
‘Niet iedereen wil programmeur worden’
Volgens de Bruijn is het vaak voor mensen nog onduidelijk wat digitale geletterdheid inhoudt. ‘We hebben het er niet over dat een kind leert swipen. Maar het gaat bijvoorbeeld om mediawijsheid, zoals bij het onderscheiden van nepnieuws. Maar ook om informatiekunde, kennis van hard- en software, het begrijpen van de werking van algoritmes en iets dat online wordt gepost niet zomaar verdwijnt.’
De Bruijn is zich ervan bewust dat ondanks een groot aantal openstaande vacatures niet iedereen programmeur wil worden. ‘Maar ik geloof wel dat iedereen in de maatschappij met digitalisering te maken krijgt en digitale vaardigheden moet hebben. Of het nou gaat om iemand die in de zorg gaat werken, een eigen bedrijf start of met duurzaamheid bezig is. Digitalisering vormt steeds vaker een belangrijke basis.’
Oproep in brief
In een brief die in het gesprek met de informateur wordt aangeboden stipt de Bruijn nog drie andere onderwerpen aan. Naast de investeringen in digitale kennis en vaardigheden roept ze het nieuwe kabinet ook op om te investeren in: de digitale infrastructuur, een goed digitaal bestuur en digitalisering van de overheid.