Angst voor ‘superintelligente’ entiteiten die op alle vlakken slimmer zijn dan wij, is enkel terecht wanneer we onszelf definiëren als dataverwerkende organismen. Dit stelt Alix Rübsaam in haar sessie 'AI or Die' tijdens de ict-vakbeurzen Infosecurity & Data Cloud Expo in Jaarbeurs Utrecht.
Rübsaam is onderzoeker op het gebied van het post-humanisme en de filosofie van technologie. Ze is een PhD-kandidaat aan de Universiteit van Amsterdam en momenteel betrokken bij de Amsterdam School for Cultural Analysis.
In haar lezing haalt ze filosoof Nick Bostrom aan, die stelt dat artificiële intelligentie een existentiële dreiging voor de mensheid vormt. ‘Hier wil ik graag een nuance op aanbrengen. Dit wil ik doen aan de hand van de idee dat onze visies op technologie een reflectie zijn van de tijd en ruimte waarin ze zijn ontstaan. Zo was de vroeg-joodse cultuur gebaseerd op agricultuur wat resulteerde in ideeën over kunstmatige wezentjes, golems, die van aarde gemaakt waren. In de tijd van de oude Grieken waren hydraulische machines in zwang, wat leidde tot ideeën over de mens als ‘verzameling van vier levenssappen’. Filosoof René Descartes werd in de zestiende eeuw waarin hij leefde omringd door radertjes, wat leidde tot een mensbeeld waarin ‘alle raderwerken samenvallen en het denken alles aanstuurt, kortom: ‘Ik denk, dus ik ben’. Ten slotte haalt Rübsaam Mary Shelley aan, die in de negentiende eeuw, het tijdperk van de elektriciteit, schreef over Frankenstein die pas na contact met elektra tot leven kwam.
Belangrijkste technologie: de computer
Terug naar deze tijd. Volgens de onderzoekster is de computer en dan met name het verwerken van informatie de technologie die invloed heeft op deze tijd en dus ook op het denken over de mensheid. Ons huidige idee van de mens is dus van de mens als ‘dataverwerker’. Rübsaam: ‘We praten ook over onszelf alsof we computers zijn. Zo hebben we het over ‘dit moet ik even verwerken’ en meten we tegenwoordig vrijwel alles waar we mee bezig zijn: het aantal likes op LinkedIn, onze hartslag tijdens het sporten en het percentage dat uitdrukt in hoeverre we matchen met iemand op een datingsite.’
De onderzoekster benadrukt dat een aantal zaken die we doen, zoals autorijden en werken, zeker gaan veranderen onder invloed van artificiële intelligentie. Daarbij is het volgens haar essentieel om op te merken dat dit zaken zijn die we doen en niet definieert wie wij als mensen zijn. ‘De eerder genoemde angst voor een superintelligent wezen is ook vanuit het dataverwerkers-perspectief afkomstig. Met dit perspectief bakenen we de angst en de vorm van ai ook af, het is belangrijk om hiervan bewust te zijn.’ Hoe zit het dan met de toekomst? ‘Al eeuwenlang heerst er bij mensen angst over een ‘groter’ iets dat ons leven over kan nemen. Waarschijnlijk lachen we over drieduizend jaar over het feit dat we onszelf enkel hebben gedefinieerd als dataverwerkers, al is daar vast en zeker een andere definitie voor in de plaats gekomen.’
Europese richtlijnen
Rübsaam gaat in haar lezing ook in op de mogelijke Europese regelgeving rondom robots en kunstmatige intelligentie. Hoewel ze als adviseur is gevraagd door de EU, ziet ze het vastleggen van ethiek in vaste regels die niet snel aan te passen zijn, niet wenselijk. ‘Persoonlijk vind ik het formaliseren van ethiek iets wat we misschien niet moeten doen, een wet moet bijvoorbeeld aangepast kunnen worden. Ethiek vastleggen binnen software moeten we om die reden dan ook niet willen.’