Als eenmaal de strategische beslissing is genomen om met open data te werken, dan verdampen (technische) bezwaren als vanzelf. Dat is de overtuiging van Saskia Stuiveling, president van de Algemene Rekenkamer. De voordelen zijn zo groot dat zij hoopt audit-rapporten te kunnen aanbieden over dit onderwerp in plaats van nog een trendrapport.
In 2014 verscheen het eerste trendrapport van de Algemene Rekenkamer over open data; eind maart 2015 is de stand van zaken geactualiseerd in het tweede trendrapport. ‘Ik verwacht dat er nog wel een derde rapportage van die strekking gaat komen over een jaar’, vertelt Stuiveling. ‘Want het thema zit in Nederland nog niet bij iedereen goed tussen de oren. Maar uiteindelijk hoop ik dat de Algemene Rekenkamer een audit gaat doen over deze zaak. Tenslotte is het instituut daarvoor in 1814 opgericht: controle of het Rijk geld uitgeeft en beleid uitvoert zoals het was bedoeld. Maar om te controleren, moeten we er eerst mede aan bijdragen dat het gebruik van open data beleid wordt.’
Stuiveling heeft overigens de overtuiging dat het besef om open data te gebruiken wel van de grond komt. ‘Bij de presentatie van onze vorige rapport is er ook een conferentie gehouden voor Kamerleden. Iedereen weet er nu van, maar er is wel meer actie nodig om het gebruik van open data gewoongoed te laten zijn. De toon van de top moet zijn: ‘Dit is; wij gaan ervoor’. De leiding moet hier de leiding nemen’, vindt zij.
Open spending
Hoe de Algemene Rekenkamer erbij gekomen is om dit onderwerp te onderzoeken? Gewoonlijk volgt het instituut de overheid, maar nu heeft het zelf het initiatief genomen. Stuiveling legt uit dat het eigenlijk al een paar jaar op de achtergrond speelt. Maar vooral toen de leden bespraken wat de ontwikkeling voor hun eigen functioneren betekent, is het item op de voorgrond getreden.
‘Toen ik al onderzoekend de Open Spending-website tegenkwam, wist ik zeker dat we hier iets mee moesten doen. Wij zijn gewend de handelingen van de overheid te volgen; maar op dit onderwerp troffen we juist iets niet aan wat er wel had moeten zijn. De overheid heeft zich namelijk via de Open Government Partnerships verplicht om gegevens ‘open’ te maken. Het huidig kabinet heeft met het Actieplan Open Overheid aangegeven dat de overheid ‘open, tenzij’ is, maar de sporen van dit uitgangspunt zijn toch nog wel erg mager.’
Open spending (http://community.openspending.org) is een digitale gemeenschap die wereldwijd nagaat hoe publiek geld wordt besteed. Hierbij maakt de organisatie gebruik van gegevens die in openbare databases zijn opgeslagen en koppelt die aan andere data om inzicht te krijgen.
Breder oordeel
Twee weten meer dan één. Stuiveling herhaalt dit een paar keer. En zo simpel is het eigenlijk ook wel: wie gegevens deelt, krijgt een reactie die op zichzelf een verrijking is van de data. ‘Wij controleren de uitgaven van de overheid op hun doelmatigheid. We zijn altijd veel tijd kwijt aan het achterhalen van de juiste gegevens en vervolgens om ze zo te polijsten dat ze met elkaar te gebruiken en te vergelijken zijn. Als data open zijn, algemeen beschikbaar en bruikbaar, dan hoeven we dat zoekwerk niet meer te doen. Als bovendien burgers op grond van die gegevens kunnen aangeven wat zij ervan vinden, dan kunnen wij tot een veel breder oordeel komen. Als die gegevens realtime beschikbaar zijn, ontstaat een eigen dynamiek. Misschien is ons werk over een aantal jaar niet meer nodig. In elk geval heeft deze ontwikkeling gevolgen voor ons eigen functioneren’, stelt zij.
Hier voegt Stuiveling aan toe dat vergelijkbare instituten in het buitenland ook een actieve rol in deze discussie vervullen. De uitgangspunten van Open Spending zijn eigenlijk gelijk aan die van de Algemene Rekenkamer.
VS en VK voorop
Op het spoor gezet van de wereldwijde ontwikkeling naar open data, verscheen het eerste trendrapport. Om, zoals Stuiveling het zegt, evangelisatiewerk te verrichten. De eerste notitie was een ‘eye opener’ voor bestuurders. Dit tweede drukwerkje, dat natuurlijk ook digitaal beschikbaar is, gaat dieper in op de voordelen van het fenomeen. ‘Wij hebben vooral gekeken naar de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, waar ze echt mijlenver voor lopen ten opzichte van Nederland. Die overheden zetten zich substantieel in voor meer en betere open data.’
Beide landen zien dit onderwerp als een middel om te komen tot een transparante en responsieve overheid. ‘Als burgers of ondernemers op grond van actuele gegevens kunnen zien wat er met het overheidsgeld gebeurt, dan kunnen zij eventueel tijdig aangeven dat iets niet verloopt zoals het zou moeten. Wat dat betreft is het een mooie gelegenheid om de veranderingen die momenteel plaatsvinden in het sociale domein middels open data aan de praktijk te toetsen’, doet zij een dringende suggestie.
Verplichtend
Zij kijkt enigszins jaloers naar de initiatieven die het Britse kabinet Cameron/Clegg heeft genomen: de inrichting van een Transparancy Board die onder meer de departementen aanspreekt op het aanmaken van open data, standaardisatie van data, het opzetten van een National Information Infrastructure, een Open Data Institute dat als katalysator dient bij de ontwikkeling van open data en vraag en aanbod bij elkaar brengt en ten slotte de website data.gov.uk, die één eenduidig portaal biedt waardoor gebruikers eenvoudiger voor hen relevante data kunnen vinden.
De Digital Accountability and Transparency Act (DATA) uit 2014 in de Verenigde Staten is de enige wet die zonder mankeren de Senaat passeerde. Republikeinen en Democraten zien beiden de voordelen voor het openbaar bestuur. Maar ook voor het bedrijfsleven, zo voegt Stuiveling eraan toe. ‘Want er ontstaan bedrijven die nieuwe diensten ontwikkelen op grond van gegevens die met publiek geld zijn ontstaan.’ Zij doelt onder meer op de commerciële website www.euroalert.nl, die publieke data over aanbestedingen als basis gebruikt voor verdere dienstverlening op dit vlak.
‘Wij vinden dat het gebruik van open data een verplichtend karakter zou moeten hebben. Tenslotte heeft de overheid zich gebonden aan afspraken om open data te gebruiken. Het is nog niet duidelijk of de regering het verplichtende karakter eveneens huldigt. De reactie op onze trendnota moet nog komen.’
Voordelen
De Europese Unie schat de economische waarde van open data op 27 miljard euro. Andere onderzoeken reppen van ‘miljoenen euro’s winst’. Deze getallen zijn wel met een korreltje zout te nemen, maar het is wel duidelijk dat open data, naast de sociale winst, ook geldelijke voordelen biedt.
‘Het open maken van data kan leiden tot kostenbesparingen’, meldt het trendrapport van de Algemene Rekenkamer, ‘en omgekeerd geldt dat het niet open maken van data kan leiden tot onnodige kosten. Zo blijkt uit een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek dat de overheidskosten voor het afhandelen van WoB-verzoeken in Nederland een stuk hoger zijn dan in Angelsaksische landen. Het lijkt erop dat de archivering en informatiehuishouding bij de Nederlandse overheid relatief gebrekkig zijn, waardoor het veel meer inspanning kost om de juiste gegevens boven water te halen. Met open data is alles veel sneller terug te vinden. Dat is een voordeel.’
Nauwelijks kosten
Een veelgehoord tegenargument om open data te gebruiken, is dat het veel geld zou kosten om de gegevens algemeen bruikbaar te maken. ‘Nou, dat blijkt bijzonder mee te vallen’, reageert Stuiveling. ‘We hebben het over tienden van procenten van de totale uitgaven van een organisatie.’ Zij baseert zich op een studie van het bedrijf The Green Land uit 2014 en de jaarverslagen van de onderzochte organisaties.
Het gaat dan om de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de gemeenten Enschede en Rotterdam, het Kadaster en het KNMI. Deze organisaties hebben meerdere datasets open gemaakt. Er is gekeken naar de eenmalige kosten als percentage van de totale uitgaven van een organisatie en de jaarlijkse kosten als onderhoud en het openen van nieuwe data. Het hoogste getal (bij het KNMI) komt uit op 0,087 procent van de totale uitgaven van de organisatie. ‘Dit is echt geen argument om niet over te gaan op open data’, oordeelt de president van de Algemene Rekenkamer.
Daar komt bij dat het algemeen beschikbaar stellen van data juist geld kan opleveren. Ook hier is het KNMI een voorbeeld. De organisatie besloot in 1999 om de prijs van weerdata die het verkocht aan bedrijven met 80 procent te verlagen. Dit leidde bij het weerbedrijf tot een banengroei van twee fte’s en een omzetgroei van 300 procent. Hetzelfde gebeurde bij de Deense Bedrijfs- en Bouwautoriteit en het Noorse Metereologisch Instituut.
Inventarisatie
Om precies na te gaan wat er in Nederland moet gebeuren om het gebruik open data ‘gewoon’ te laten zijn, is eerst een inventarisatie nodig van open data in de overheidsinformatiestromen. Op aanraden van de Algemene Rekenkamer heeft minister Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken) deze actie in gang gezet. De resultaten daarvan zijn naar verwachting eind mei 2015 beschikbaar.
Dan kun je zien hoeveel werk er aan de winkel is, want dat de handen uit de mouwen moeten, is Stuiveling wel duidelijk. ‘Er moeten afspraken komen over de taal die we spreken, zodat data algemeen bruikbaar zijn. Er moet een portaal komen waar mensen eenvoudig overheidsinformatie kunnen vinden en gebruiken. Ik heb begrip voor de zorg over privacy, maar het is heel eenvoudig om datasets te anonimiseren. Er zijn geen technische belemmeringen om open data te gebruiken. Zodra het strategisch besluit is genomen, ontstaan de business cases vanzelf. Die kun je niet van tevoren bedenken, omdat ze ontstaan in de interactie met burgers en bedrijven. Heel boeiend.’
Dit artikel is eerder verschenen in Computable magazine jaargang 48, nummer 5 van mei 2015.
Wat wel en wat niet doen
Vooral wel doen
– Erkennen dat open data kansen biedt voor de eigen bedrijfsvoering.
– Zorgen dat gegevens werkelijk open zijn.
– Daar waar nodig in verband met privacy ervoor zorgen dat de gegevens geanonimiseerd zijn.
– Actieplan opstellen met doelen en tijdslijnen om data te ontsluiten en te gebruiken.
– Zorg dat de top van de organisatie het fenomeen omarmt.
– Maak handleidingen over hoe om te gaan met privacy.
– Geef trainingen over het anonimiseren van data.
– Wees open over de bedoelingen en gebruik de feedback om de plannen te verbeteren.
– Deel goede voorbeelden.
– Zorg ervoor dat openheid een normaal onderdeel is van de bedrijfsprocessen.
Vooral niet doen
– Denken dat jouw data niet interessant kunnen zijn voor een ander.
– Denken dat de kwaliteit niet zo goed is, want daar moet je dan actie op ondernemen.
Uit veel, zo niet de meeste berichtgeving over het functioneren van de overheid, in rapporten, verslagen en onderzoeken, alsook via later in het leven geroepen (parlementaire) enquêtecommissies, blijkt (al is het maar tussen de regels door) dat een groot deel van die overheid transparantie ontwijkt met als enig doel zichzelf in stand te houden. Iedereen weet het, veel zeggen het, sommigen wijzen het aan, maar niemand doet er wat aan.
En misschien ben ik de te pessimistisch, maar zolang bijvoorbeeld vacatures bij de overheid vanaf middenmanagement niveau nog al te vaak de eis bevatten dat kandidaten moeten kunnen communiceren en functioneren in een “politiek gevoelige” omgeving (waarmee niet de partijpolitiek wordt bedoeld..), zie ik het echter nog niet zo snel gebeuren. Omdat juist diezelfde overheid beleid moet formuleren en besluiten moet nemen over die transparantie waar ze nu juist zo’n hekel aan hebben.
Overigens vind ik het motief ‘geld verdienen’ en nog erger: ‘winst maken’, dus geredeneerd uit commercieel oogpunt (in plaats vanuit het oogpunt van verantwoording van functioneren) volkomen fout. Zet Nederland dan maar meteen te koop.
Persoonlijk denk ik niet dat hier veel burgers op zitten te wachten. Je moet als bestuurder toch een enorm bord voor je kop hebben om, na alle gefaalde en falende overheids-ICT projecten, niet te zien dat de overheid de competenties mist om een dergelijk concept tot werkelijkheid te maken. Bovendien laat het ICT-dashboard bijvoorbeeld duideijk zien dat de overheid over bepaalde zaken geen transparantie wil geven.
Alle ingredienten voor een volgende ICT faal lijken ook nu weer aanwezig: de volkomen uit de lucht gegrepen opbrengst, een nieuw overheidsportaal, anonimisatie van datasets en natuurlijk de uitspraak “het strategisch besluit is genomen, ontstaan de business cases vanzelf”.
Tja al jaren in een neo-liberalistische spagaat gedwongen als controleur van de staat, vindt ik het persoonlijk knap dat mevrouw Stuiveling de Open Data ideologie benoemt als oplossing voor wat zaken.
Voor de rol van de Rekenkamer in haar positie als controleur of/hoe het Rijk het geld uitgeeft en beleid uitvoert, zoals het was bedoeld, is toch wel enige verdere uitleg benodigd, lijkt me?
Trendrapport Open Data 2015 leest goed weg, maar zoals ik al elders op dit forum heb aangegeven : “Ik lees al enige tijd “her en der” allerlei “Smart-city” en “Big-Data” uitspattingen waar ik enorm “koude” rillingen van krijg.”
Gelukkig geeft men in dit rapport ter conclusie ook ruiterlijk toe dat men graag zou zien dat een onafhankelijke commissie gaat onderzoeken welke voorzieningen in Nederland het effectiefst zullen zijn en welke investeringen daarvoor benodigd zijn!
Open Data is net als Big-Data onderhevig aan een evolutieproces.
Zelfs de wetenschap is druk bezig om te bepalen welke vraagstukken er voorrang moeten krijgen, zeker gezien de ontwikkelingen rondom quantum computing. In combinatie met big-data is quantum computing de uitdaging voor de nabije toekomst. TU Delft met haar Qutech center onder leiding van Leo Kouwenhoven zal hopelijk in staat zijn om binnen de door haar opgelegde termijn de eerste successen te boeken.
Ik wil niet meer horen van #ICTFaal , laten we heel goed ter harte nemen dat de ideale staat niet bestaat, de ideale ideologie daarentegen wel.