Mensen in verschillende rollen brengen elk hun belemmeringen mee om als organisatie echt succesvol te kunnen innoveren. Van technici wordt alom geaccepteerd dat technische faciliteiten worden verheven tot doel op zich. Van managers wordt verwacht dit te bewaken en op resultaat te sturen. Maar gebeurt dit ook?
Als beslisser en budgethouder op het gebied van it binnen een organisatie kun je niet meer om virtualisatie heen. Wat is virtualisatie ook al weer? Er zijn vele discutabele en subjectieve definities mogelijk. Allen verschillend, maar met een hele grote gemene deler. We regelen de technische aspecten achter de geboden functionaliteit op een andere manier dan oorspronkelijk bedoeld. Hierdoor verdwijnen technische afhankelijkheden en daarmee samenhangende specifieke nadelen. Zo kennen we termen als storagevirtualisatie, OS-virtualisatie, hardwarevirtualisatie, desktopvirtualisatie, server based computing, terminal servers, applicatievirtualisatie en softwarevirtualisatie. Allemaal termen die elkaar al dan niet deels overlappen, los van elkaar kunnen worden toegepast of in samenhang. We kunnen er vele goede dingen mee doen op het gebied van kostenbesparing in de technische infrastructuur of milieubesparende maatregelen treffen. In theorie allemaal goed bedoeld en goed te realiseren. Maar wat is de praktijk?
De markt voor virtualisatie kent vele goede producten en oplossingen. Met veel bekende producten en leveranciers die beschikken over grote budgetten en krachtige marketing. Maar er zijn ook veel kleinere en minder bekende leveranciers en oplossingen. Oplossingen die minstens zo goed zijn maar ook net als bij de grote leveranciers hun eigen voor- en nadelen hebben.
Als beslissers mogen we kiezen uit dat hele grote assortiment en als Hollanders doen we dat heel pragmatisch, denken we. Maar is dat echt zo?
We willen virtualiseren want dat levert voordelen. En dus benaderen we een beperkt aantal leveranciers die hun verhaal komen doen en precies kunnen uitleggen wat de voordelen zijn van hun oplossing. We maken een keuze uit de shortlist, krijgen een beperkte demo of een proof-of-concept en we gaan van start.
Gaandeweg komen we tot de conclusie dat de gekozen oplossing niet zaligmakend is. Het gras bij de buren is veel groener. We hebben een efficiënt selectieproces doorlopen maar zijn onvoldoende kritisch geweest. We hadden ons verstand er wel bij, maar blijkbaar anders gebruikt dan hoe het bedoeld is. We hebben ons verstand, zeg maar, virtueel toegepast.
In de dagelijkse praktijk kom ik veel van dit soort verhalen tegen, met name op het gebied van softwarevirtualisatie en server based computing. Hoewel verstandsvirtualisatie geen algemeen bekend fenomeen is, wordt het opvallend vaak toegepast. Er wordt gekozen voor een bekende oplossing, die soms zelfs via een raamcontract al bij voorbaat door een leverancier is afgedwongen. Maar of de virtualisatieoplossing past bij het specifieke applicatielandschap, daar is niet kritisch naar gekeken. Het belangrijkste keuzecriterium was kosten. Vaak zijn licentiekosten voor het virtualisatieproduct alleen al doorslaggevend. Een beperkt aantal beslissers kijkt iets verder, naar de totale initiële kosten. Wie kijkt er vooraf naar de productiefase? Dat is juist de fase waarin de voordelen tot uiting moeten komen. Maar vaak winnen dan juist de teleurstellingen het van de voordelen. En bij de buren? Daar blijft het gras groener.
Dat virtualisatie voordelen kan bieden daar blijven we van overtuigd. Maar scherp blijven op de consequenties van toe te passen technologie is noodzakelijk. Verstandsvirtualisatie hoort thuis in het rijtje van virusscanners en ontwikkelomgevingen. Door schade en schande leren we dat we deze zaken beter niet kunnen virtualiseren.