Met de tweede generatie van zijn UDO-archiveringstechniek verdubbelt Plasmon de capaciteit van zijn opslageenheden naar 60 gigabyte.
De UDO-technologie (Ultra Storage Density), die in het begin van de jaren 2000 in samenwerking met HP en Sony werd ontwikkeld, moet dankzij een blauwe laser en phase change recording het plafond doorbreken van de magnetisch-optische technieken met blauwe laser van cd en dvd. Dit bood voor de eerste generatie een opslagcapaciteit van 30 GB en kwam met garanties voor de authenticiteit en de integriteit van de opgeslagen informatie.
UDO werkt met herbeschrijfbare WORM-media (write once, read many) en is nu ook voorzien van compliant write once. Dat betekent dat men sectoren kan wissen, maar niet opnieuw kan beschrijven. Een ander voordeel is de compatibiliteit met magnetisch-optische media, die continuïteit garandeert en gedane investeringen beschermt.
UDO 2 is vanaf mei beschikbaar en kan bogen op een capaciteit die het dubbele is van de vorige generatie, dus 60 GB. Over drie jaar moet dat 120 GB zijn. Er worden twee soorten systemen gelanceerd: de jukebox G-series met scsi-verbinding en een capaciteit van 1 tot 30 TB, en de Archive Appliance met geïntegreerde nas-architectuur (network attached storage). Laatstgenoemde combineert de jukebox met hsm-software (hiërarchisch opslagbeheer) en een raid-cache. Hier kan de capaciteit oplopen tot 76 TB.
Concurrenten
Dirk Jan Vermeulen, verkoopdirecteur voor de Benelux, Frankrijk en Noord-Afrika, stipt verschillende troeven aan van Plasmons UDO 2-systemen tegenover concurrenten als de Centera van EMC, de Riss van HP (dat UDO heeft opgegeven) en de producten van NetApp. Om te beginnen is UDO 2 uitsluitend gespecialiseerd in archivering op lange termijn, met een knowhow in het ontwerp van ultrabetrouwbare schijven (het bedrijf garandeert een levensduur van vijftig jaar voor zijn media).
“UDO is van meet af aan ontworpen voor archivering”, benadrukt Vermeulen. Hij wijst ook op de duurzaamheid van de media en hun compatibiliteit met voorgaande versies (bescherming van de investering en beperking van de migratiekosten bij een wijziging van media), en op de totale eigendomskosten in vergelijking met LTO-tapes en harde schijven. Op het argument dat tapes en schijven goedkoper worden, reageert hij dat ‘de prijs van het medium slechts één aspect van de TCO is’. Hij verwijst onder meer naar de energiekosten.