Grootschalige invoering van het nieuwe internetprotocol IPv6 is deze week weer een stap dichterbij gekomen. ICANN is deze week namelijk begonnen met het updaten van zijn systemen, waardoor IPv6-computers directer met elkaar kunnen communiceren.
Eerder deze week is de ICANN, de internationale organisatie die is belast met de uitgifte van domeinnamen, begonnen met het vernieuwen van zijn databases en rootservers. Hierdoor kan het systeem internetadressen registreren die zijn voorbereid in het nieuwe format IPv6.
De ingreep is hoognodig omdat de huidige voorraad adressen, die volgens de oude standaard zijn opgesteld, binnen enkele jaren opdroogt. Die standaard, IPv4, dateert uit het begin van de jaren ’80 en is gebaseerd op 32-bit adressen. In die tijd konden daarmee ruim voldoende adressen worden uitgegeven.
Oneindig
Omdat tegenwoordig echter steeds meer mensen en (vooral) apparaten gebruikmaken van ip-adressering, is die standaard niet meer genoeg. Op dit moment is nog slechts 14 procent van de IPv4-adressen beschikbaar. Opvolger IPv6 laat 128-bit internetadressen toe, waardoor een vrijwel oneindige voorraad adressen ontstaat (3,4*1038). Bovendien heeft het nieuwe protocol enkele belangrijke beveiligingsvoordelen.
Op 4 februari voegde ICANN de eerste IPv6-records toe aan de root servers. Vanaf dat moment kunnen computers, die gebruikmaken van het IPv6-protocol, andere IPv6-computers vinden zonder tussenkomst van ‘oude’ IPv4-technologie. ICANN verwacht dat door de ingreep veel bedrijven de overstap naar het nieuwe protocol zullen maken. Tot dusver viel dit steeds tegen.
In januari verscheen in Computable een uitgebreid artikel over IPv6.