Het Agentschap Telecom legt telecombedrijf T-Mobile een dwangsom op van 5 miljoen euro. Het telecombedrijf maakt geen gebruik van de UMTS-frequenties van het overgenomen Orange. Daarmee voldoet het volgens het Agentschap niet aan de voorwaarden voor de vergunning. Telecombedrijf KPN gaf onlangs de UMTS-freqentie van Telfort terug aan de Nederlandse overheid, omdat het geen gebruik maakte van de freqenties.
De telecombedrijven Orange, T-Mobile, Telfort, Vodafone en KPN kregen in 2000 na een veiling een UMTS-vergunning. De voorwaarden die de overheid stelde aan de vergunning is dat de gekochte frequentie gebruikt wordt en dat er voldoende dekking wordt geboden.
Volgens het Agentschap Telecom blijkt uit metingen dat T-Mobile op geen enkele van de driehonderd meetlokaties dekking biedt op de voormalige Orange-frequenties. Ook zou het telecombedrijf zelf verklaard hebben de frequenties niet te gebruiken.
Dwangsom
Directeur-hoofdinspecteur Marita Schreur van Agentschap Telecom vindt dat T-Mobile had kunnen weten dat er een dwangsom aan zat te komen. 'Onlangs moest KPN-Telfort al een dwangsom van 5 miljoen euro betalen. Zij hebben de ongebruikte frequenties inmiddels teruggegeven aan de overheid. Ik hoop dat T-Mobile het niet zover laat komen. Frequenties zijn er om gebruikt te worden.'
T-Mobile heeft drie maanden om te voldoen aan de voorwaarden van de overheid. Als ze dan nog niet voldoen, moet het geld daadwerkelijk worden betaald. De dwangsom kan oplopen tot veertig miljoen euro.
Kritiek
KPN gaf onlangs de umts-frequenties van dochteronderneming Telfort terug aan de Nederlandse overheid. Het telecombedrijf wilde geen financiele risico's lopen. Het Agentschap Telecom legde de telecomaanbieder ook een dwangsom op voor het niet voldoen aan de vergunningvoorwaarden. Telfort verkreeg de frequenties na de veiling van umts-licenties in het jaar 2000. Ook de 1800MHz-frequenties van het dochterbedrijf gaf KPN terug.
De frequenties werden in 2000 geveild tijdens een dagenlang veilingproces in het Scheveningse Kurhaus. Er was veel kritiek op het verloop van de veiling, voornamelijk over het prijsopdrijvend karakter. De vijf deelnemende partijen boden in totaal bijna zes miljard gulden (2,7 miljard euro).