De drie grootste ict-beroepsverenigingen willen nog voor het einde van dit jaar een nationaal register voor informatici oprichten. Vanaf volgend jaar moeten Nederlandse informatici zich kunnen gaan inschrijven in het register.
Het VRI (Vereniging voor Register Informatici) heeft al een register, maar zal dat overhevelen naar de nieuwe Stichting Nederlands Informatica Register (SNIR). Ook het NGI en de Kivi/Niria sluiten zich bij de nieuwe stichting aan. Grondlegger van het nationale register is Jan Verhoef, oud-voorzitter van het VRI. Huidige voorzitter André Hammer: “We laten ons huidige register evolueren naar het nieuwe nationale register. Onze taak als VRI wordt dan de ondersteuning van leden om in het register te komen en te houden.” Registratie betekent niet alleen het verwerven van de titel RI, de informaticus onderwerpt zich ook aan een gedragscode en kan door een tuchtcommissie worden aangesproken op misstappen. “Daarnaast moet iemand aantoonbaar een bepaald niveau hebben en onderhouden door middel van permanente educatie”, aldus Hammer.
Moord op kasteel
De SNIR wordt een neutraal register, inschrijving gebeurt door de ‘founding fathers’, NGI, VRI en Kivi/Niria. Ook kleinere beroepsgroepen kunnen zich aansluiten en inschrijving verzorgen. De partijen zijn er nog niet geheel over eens hoe de financiering van de nieuwe stichting geregeld moet worden. Ook over het educatieve instapniveau bestaan nog verschillende meningen. Het doel is onder meer om de titel ‘register informaticus’ meer bekendheid te geven. “Als je een roman openslaat waarin een moord gebeurt op een klassiek Engels kasteel staat er aan de schouw altijd een arts of een advocaat. Het is mijn ambitie dat een schrijver het normaal vindt om op die plaats een informaticus op te voeren in zijn boek”, legt Ton Karelse, penningmeester van het VRI uit.
Overheid
In hoeverre is erkenning door de overheid belangrijk voor het succes van de Stichting Nederlands Informatica Register? “Erkenning door de overheid is ouderwets”, vindt Klaas Brongers, secretaris van het NGI. “Maar het zorgt wel voor een grotere instroom bij de informatica-opleidingen”, werpt Hans Frederik, werkzaam bij het NIOC, ontmoetingsplaats voor ict-onderwijs, tegen. Arjan van Dijk, secretaris van het VRI is van mening dat het register bepaalde zaken van de overheid kan overnemen. “Zo moet iedereen die bij een ministerie wil werken een terroristenscreening ondergaan. Dit zouden wij als register kunnen overnemen, zodat de ministeries weten dat als ze iemand aannemen die in het register ingeschreven staat, deze screening al doorlopen heeft.”
Bestuur
De Stichting Nederlands Informatica Register heeft een raad van toezicht die naast voorzitter André Hammer bestaat uit Michiel Borgers (voorzitter NGI) en Erik Otto (voorzitter Kivi/Niria). De raad kan uiteindelijk uit maximaal zeven personen gaan bestaan. Dat geldt ook voor het dagelijks bestuur van de stichting. Over de exacte samenstelling wilden de verengingen nog geen uitspraak doen. Wel is duidelijk dat voorlopig uit iedere vereniging één lid naar voren wordt geschoven en dat zij onder leiding komen te staan van een externe voorzitter. Deze wordt nog voor 1 januari bekendgemaakt.
Ter informatie:
NGI, VRI noch de IT sectie van KIVI/NIRIA kunnen zich de 3 grootste beroepsverenigingen van Nederland noemen. Er zijn grotere. Het is zelfs de vraag of een van deze verenigingen zich beroepsvereniging kan noemen omdat ze tot doel hebben de beroepen (geschat 40 tot 60) ) in de informatie en IT sector te combineren.
Daarnaast bestaat nog ITB. ITB groepeert 8 beroepsverenigingen en is vele malen groter dan NGI, VRI of de IT-ers binnen KIVI/Niria.
Het is jammer dat SNIR zich afsluit van de echte beroepsverenigingen. Commercie van enkele IT-leveranciers viert hier weer hoogtij.
Jan
Wat mij opvalt is dat de voordelen voor informatici niet genoemd worden. Daar gaat het toch uiteindelijk om?
En welke “beroepsgroepen” vertegenwoordigen de NGI, VRI en Kivi/Niria eigenlijk? En welke “kleinere beroepsgroepen” zouden zich kunnen aansluiten?
Erg vage berichgeving, moet ik zeggen.