Al jaren geldt Estland met 1,3 miljoen ‘digitale burgers’ als hét voorbeeld van een volledig digitale samenleving waar internet een grondrecht is en alle online diensten zijn aangesloten op één overheidsportaal. 'Technologische innovaties kunnen niet gedijen zonder digitaal leiderschap en zich ook niet ontwikkelen zonder echte acceptatie', stelt Anna Piperal, algemeen directeur van het e-Estland informatiecentrum. GOV magazine ging op zoek naar het geheim van de ‘Estandse digitale verlichting’. Het succes in een zin: het systeem zet de burger centraal en vertrouwen in de overheid is cruciaal.
‘De geschiedenis leert dat innovatie binnen techno-economische revoluties langzaam opgaat in het grote geheel”, opent Piperal, algemeen directeur van het e-Estland informatiecentrum in hoofdstad Tallinn, het gesprek. “Wat je dan ziet is dat zo ’n innovatie dikwijls vooraf wordt gegaan door een financiële crisis. Een crisis die tevens vaak de eyeopener is waarmee institutionele veranderingen worden ingezet.’
Na de gebeurtenissen in het laatste decennium op dat vlak, breekt volgens Piperal nu het ’tijdperk van de digitale verlichting’ aan. Ze licht toe: ‘Met internet, computers en technologie heeft de mensheid een veel hoger groeitempo laten zien dan de afgelopen decennia. En dat is onder meer zichtbaar door het feit dat we met ‘cybersnelheid’ nieuwe werkwijzen en gadgets omarmen.’
Pioniers uit het bedrijfsleven
In het begin waren het vooral de pioniers uit het bedrijfsleven die deze veranderingen initieerden, aldus Piperal. ‘Dat ging vaak gepaard met een snelle groei en speculatieve – en niet altijd legitieme – manieren om gemakkelijk geld te verdienen. Als paddenstoelen schoten diverse cryptovaluta en datamining bedrijven uit de grond. En nu zetten deeleconomiebedrijven en platformleveranciers bestaande markten op z’n kop, persoonlijke gegevens worden verzameld en verkocht, nepnieuws staat volop in de belangstelling. En hackers profiteren van de kwetsbaarheden op het internet of in apparaten, voor eigen financieel gewin of politieke doelen.’
‘Je kunt je daardoor afvragen of we nog wel de vruchten plukken van de digitale transformatie. Want juist de overheid, als hoeder van de informatiesamenleving, wordt er op aangesproken als het uit de hand loopt en publieke belangen dreigen te worden geschaad. Maar moeten we dit alles nu gaan verbieden of juist proberen de nieuwe dimensies van de data-economie, waarin we ons inmiddels bevinden, gaan proberen te regulieren?’, vraagt Piperal zich hardop af.
‘En hoe kunnen we dan, als we kiezen voor de tweede optie, de regels zodanig vaststellen dat technologische ontwikkelingen blijvend worden gestimuleerd, maar er wel voor wordt gewaakt dat onze publieke waarden en onze grond- en mensenrechten worden geborgd?’
Piperal vindt dat je eerst moet weten wie de verantwoordelijken zijn, wie moet je hierop aanspreken? En ook moet je jezelf, als overheid, de vraag stellen hoe lang je het je nog kunt veroorloven om alleen over dit heikele onderwerp te discussiëren in plaats van adequaat te handelen?
Terwijl de samenleving zich terecht opwindt over privacy-issues en ‘big brother’-thema’s, zie je sommige overheden helemaal niets doen en daarmee risicomijdend gedrag vertonen. Of erger nog: zelfs teruggrijpen naar de ‘papieren wereld’. Piperal, stellig: ‘Een bijkomend en niet te begrijpen feit, is het gebrek aan vertrouwen jegens de volksvertegenwoordigers die nota bene zijn gekozen om moeilijke beslissingen te nemen. Een aantal van hen duwen ieder initiatief tot verandering terug, kennelijk omdat ze nog niet toe zijn aan de paradigma-shift of zelfs bang zijn hun baan te verliezen. Onvoorstelbaar!’
Uiteindelijk hoeft het echter allemaal niet zo ver te komen, benadrukt Piperal. ‘Een nieuwe aanpak en dito beleid hebben tenslotte tijd nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Juist ook omdat technologische innovaties niet kunnen gedijen zonder digitaal leiderschap en zich ook niet kunnen ontwikkelen zonder echte acceptatie.’
Meest geavanceerde digitale samenleving
Piperal, trots: ‘Een goed voorbeeld van een land dat de cyclus van bureaucratie heeft doorbroken, de controle over platformleveranciers heeft overgenomen en technologie gebruikt voor de veiligheid en het welzijn van zijn inwoners is mijn eigen land, Estland.’
Feit is dat Estland geldt als de meest geavanceerde digitale samenleving ter wereld. Het werd in 1991 opnieuw onafhankelijk en startte vanaf dat moment met de ontwikkeling van geavanceerde en geïntegreerde e-services. Estland is inmiddels Europees kampioen in het gebruik van eGovernment volgens de Digital Economy and Society Index 2017. Het bekleedt de eerste plaats in Europa en de vijfde wereldwijd volgens de Global Cybersecurity-index van de International Telecommunication Union. Daar komt bij dat het gerespecteerde World Economic Forum Estland prijst om zijn ondernemersactiviteiten en daarmee geldt als de Europese hotspot voor bedrijven.
Volgens Piperal zijn er in veel landen bij overheidsinstanties grote centrale databases in gebruik en juist deze vormen het potentiële gevaar voor gegevensmisbruik en -verlies. Immers hackers hoeven dan maar één keer binnen te dringen om hun slag te slaan. ‘Bij ons in Estland zijn er geen grote elektronische centrale databases omdat alle gegevens die eenmalig worden verzameld en vastgelegd, gedistribueerd worden opgeslagen in plaats van op één locatie. Daarbij worden veilige en open-sourceplatformverbindingen ingezet om de data tussen alle betrokken (keten)partners en overheidsinstanties elektronisch uit te wisselen en te hergebruiken. Dat bespaart niet alleen veel tijd (840 jaar per jaar!), maar ook veel geld dat anders zou worden besteed aan het verzenden van e-mails of het versturen van poststukken. Wij hebben onze administratieve lasten letterlijk weten te beperken tot de notaris – die je fysiek moet zien indien je een woning koopt, het identiteitsbewijs dat je verplicht zelf moet ophalen en je huwelijk (of echtscheiding) waarbij Estland verplicht stelt dat je dan fysiek aanwezig bent’, glimlacht Piperal.
Met eID 99 procent toegang
Geen digitale identiteit (eID) zal uiteindelijk leiden tot het ontbreken van vertrouwen, immers authenticatie en autorisatie bepalen mede de transparantie voor het gebruik van onze privégegevens. ‘En toch is het nog steeds zo dat de eID in nog veel landen ontbreekt. Ja, er bestaan plastic ID-kaarten, maar zonder chip of digitale functionaliteit. Dit in tegenstelling tot de Estlandse eID-kaart die letterlijk als sleutel dient voor authenticatie en autorisatie en daarmee voor 99 procent toegang tot onze online overheidsdiensten. Je kan er bijvoorbeeld je belastingaangifte mee doen, of mee stemmen bij verkiezingen. Ook voorziet het in een groot aantal private diensten zoals (elektronisch) bankieren en bijvoorbeeld het boeken van reizen binnen de EU. Ook kan de id-kaart worden gebruikt bij diverse loyaliteitsprogramma’s, in de bibliotheek, in het openbaar vervoer en zelfs als rijbewijs dienen. Een zelfde functionaliteit wordt geleverd met de Mobile-ID voor actieve mobiele gebruikers.’
Ironisch genoeg valt het ‘digitaal niet verbonden zijn’ en wantrouwen in overheidsinstellingen aan een gewoon mens niet uit te leggen, vindt Piperal. ‘Het garandeert in ieder geval niemands privacy en veiligheid en draagt eerder bij aan het gevoel van alleenheerschappij. Dit nog los van het feit dat het leidt tot een verzwaring van de administratieve lasten en daarmee ongemak en hoge kosten.’ Piperal stelt de retorische vraag: willen we nu dat ons belastinggeld wordt uitgegeven aan overheidspersoneel of kan dat juist efficiënter en doelmatiger met behulp van ict?
Succes van de digitale handtekening
Voor de Estlander is het in ieder geval de gewoonste zaak van de wereld om nimmer een overheidskantoor te hoeven bezoeken, of dat je overheidsdocumenten moet verzamelen en verplicht moet bewaren. Of dat je in een rij moet gaan staan om je zaakjes met de overheid te regelen. Piperal legt uit dat je in Estland met je digitale handtekening een arbeidsovereenkomst kunt tekenen, maar ook een miljoenencontract. En het succes blijkt uit het feit dat de Estlanders inmiddels meer dan 340 miljoen digitale handtekeningen hebben gezet en dat aantal overschrijdt zelfs het aantal digitale handtekeningen van alle Europese landen samen!
Of je nu een rijbewijs of een verblijfsvergunning wil aanvragen, je wil inschrijven bij een universiteit of een onderneming starten, het kost in Estland slechts enkele minuten met behulp van een computer en je eID. ‘En daarmee kan eigenlijk geen enkel land concurreren met het kleine, open Estland’, stelt Piperal, ‘noch op het vlak van persoonlijke vrijheid, of het gemak van zakendoen, ons concurrentievermogen, of zaken als aansprakelijkheid, transparantie en privacy. Daardoor is het vertrouwen van mensen in het functioneren van overheidsdiensten groot.’
Inzet van blockchain-technologie
‘Al in 2007 zijn wij gestart met het testen van blockchain-toepassingen en vanaf 2012 wordt de techniek ingezet, op het vlak van audit- en data-integriteitstoepassingen, bij een groeiend aantal overheidsinstanties. Zo gebruikt de Republic of Estonia Information System Authority (RIA) het in combinatie met andere overheidsinstellingen voor onder meer de verificatie van documenten, ons e-health systeem, het bedrijvenregister maar ook voor onze eerste ‘virtuele gegevensambassade’ in Luxemburg. Daar worden Estlandse e-governement gegevens op een zwaar beveiligde serveromgeving bewaard.’
Vrijheid in Estland betekent niet dat je je zonder consequenties alles kunt permitteren, legt Piperal glimlachend uit. ‘Maar het betekent wel dat je overal recht hebt op 24×7 beveiligde overheidsdiensten, toegang tot je persoonlijke gegevens en de mogelijkheid om mensen verantwoordelijk te houden voor enige vorm van data-misbruik, zelfs als dat de overheid betreft.’
Ze refereert aan ‘De eed van Hippocrates’, naar de Griekse arts Hippocrates, waarin artsen zichzelf verplichten bepaalde beroepsregels te zullen handhaven. ‘Deze kent geen voorschriften met betrekking tot het delen van informatie met de patiënt, noch met betrekking tot ethiek als we praten over het respecteren van de voorkeuren van de patiënt. Dat monopolie ligt feitelijk bij de gezondheidszorg en farmaceuten. In Estland echter zijn de ziekenhuizen, sinds 2008, verplicht om digitaal de patiënten te informeren, waarbij de patiënt bepaalt of de artsen alles of een gedeelte van hun digitaal patiëntendossier mogen inzien. Het e-patiëntenportaal is daartoe de sleutel omdat men in Estland vindt dat niemand kan en mag worden belemmerd in het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn eigen gezondheid. Dat impliceert ook dat indien je dat nodig vindt, je kunt vragen om een second opinion van een andere arts. Ook heb je het recht op keuzevrijheid met betrekking tot beschikbare medicijnen tegen dezelfde kwaal. Toegang tot en kennis over de eigen gezondheidsgegevens behoren tot de grondrechten van onze burgers. Onze ervaring is dat het vertrouwen van mensen een cruciale factor en barometer is in de relatie overheid-burger. En die alleen kan worden gerealiseerd door een goed functionerende dienstverlening van een overheid die open en transparant is.’
Vertrouwen verder opbouwen
Door goed werkende oplossingen als handige e-dienstverlening aan te bieden en mensen geld en tijd te laten besparen door administratieve lasten te verminderen, kan je dat vertrouwen verkrijgen en verder opbouwen.
‘En heb je geen vertrouwen in politici, vertrouw dan op de belangrijkste overheidsinstellingen en vertrouw vooral op de technologie en e-services waar veel overheidsgeld aan wordt gespendeerd. Ter illustratie: al jaren wordt een procent van de Estlandse begroting besteed aan innovatie en kun je je voorstellen dat twee procent van het bruto binnenlands product (18,8 miljard euro in 2016) wordt bespaard door het massale gebruik van de digitale handtekening? Zo lang het glas met vertrouwen half vol is, we geen technische verstoringen hebben of andere tijdelijke problemen, zullen we middelen blijven besparen met ons ‘administratie-vrije’ bestaan.’
Bureaucratie naar nul
Tijdens de nationale verkiezingen vorig jaar, bedroeg het aantal via internet uitgebrachte stemmen 31 procent van het totaal. ‘Dit ondanks de toenmalige problemen met de id-card chip die 53 procent van de Estlanders trof en een hoog potentieel risico gaf met betrekking tot eventuele hackers. De regering besloot daarop open kaart te spelen en de problemen aan te pakken. Resultaat is dat het eID-kaart gebruik enigszins werd verstoord, maar het vertrouwen in e-Estonia bleef gehandhaafd.’
Het is niet eenvoudig om toe te geven dat je niet op de meest effectieve manier hebt gewerkt. Dat vraagt om lef. Maar als je ziet dat de Estlandse regering vandaag niet alleen haar dromen waarmaakt, maar ook de bureaucratie richting nul heeft weten te brengen, dan kan je met recht spreken over de ‘Estlandse digitale verlichting’, stelt Piperal.
Die digitale verlichting impliceert afscheid van oude machtsstructuren, de inzet van nieuwe logica, een samenleving die mede wordt gemanaged door de inzet van wetenschap en nieuwe ethiek op het vlak van databeheer en –eigendom.
‘En natuurlijk ook een nieuwe aanpak voor bestuur en governance. Het systeem zet de burger centraal, ogenschijnlijk onzichtbaar, en dient burgers en bedrijven met alle gemakken. Dat is de enige manier waarop vertrouwen in de overheid van betekenis kan zijn. De overheid moet dat tegen elke prijs kunnen bieden.’
Dit artikel is ook te lezen in GOV magazine nummer 14 van Atos.