De laatste maanden verschijnen er veel berichten in de media over het wel-of-niet introduceren van een corona-app. De app zou bestrijding van het virus tegen kunnen gaan, maar brengt mogelijk ook risico’s met zich mee. In hoeverre gaan we burgers inzichten geven, zonder te weten wat zij zelf met die inzichten doen? En blijft onze toch al zo gevoelige privacy wel gewaarborgd?
Over de hele wereld maken overheden een start door mensen zelf gegenereerde data te laten gebruiken, in een poging het coronavirus te stoppen. In Nederland is een app nog steeds in ontwikkeling en draait in de regio Twente vanaf deze weekeen proef met enkele honderden deelnemers. Nederlandse burgers zijn echter nog altijd sceptisch en voorzichtig met het omarmen van de mogelijkheden van de app. Ze zijn bang voor het waarborgen van hun privacy.
Gebruik van locatie is niets nieuws
De gezondheid van mensen én economieën wereldwijd zijn erbij gebaat dat de samenleving snel tot een ‘nieuw normaal’, met een gangbare routine, komt. Oplossingen die hierbij moeten helpen zijn idealiter door data gedreven. Of het nu om het in kaart brengen van verspreiding van het virus gaat, over ‘lockdown’ restricties of over het isoleren van brandhaarden, het is niet raadzaam beslissingen puur op gevoel te nemen. Harde data bieden uitkomst.
Een ouder zal nooit bezwaar hebben tegen het gebruik van locatiegegevens van de telefoon van hun kind, als dat hun kind veilig kan houden. Politici denken hetzelfde over het gebruik van locatie om hun bevolking gezond te houden. Ze hebben echter nog een belangrijke zorg: het behoud van stemmen. Op deze manier inbreuk maken op de privacy is geen goed recept voor het winnen van een verkiezing.
Door (nog) meer gebruik te gaan maken van op data gebaseerde monitoring, gaan we verder in een proces van surveillance dat al jaren in de moderne wereld plaatsvindt. De wereld is zeer geleidelijk, onopvallend voor de meesten, terechtgekomen in een tijdperk waarin overheden en grote IT-bedrijven elke stap die we (digitaal) zetten in kaart kunnen brengen. Dát is de olie op het vurige privacy debat.
Privacy versus preventief gebruik
Op gezondheid gebaseerde monitoring zou op korte termijn wel eens de juiste manier kunnen zijn om de gezondheid van het individu te beschermen. Maar gaat het redden van het individu ten koste van de gezondheid van onze samenleving, op het gebied van privacy?
Zij die niet op de hoogte zijn van de surveillance waar zij nu onder leven, of er simpelweg niets om geven, kunnen misschien de omvang ervan niet inschatten. In plaats daarvan roepen zij dat we alles moeten doen, ook het tracken van telefoons, om het coronavirus onder controle te krijgen. Voor hen verdampen logische of filosofische argumenten in de security-versus-privacy discussie als sneeuw voor de zon, omdat slechts één issue op de agenda staat: het vinden van een oplossing tijdens deze pandemie.
Zij die wel op de hoogte zijn van de surveillance, en vooral zij die daar problemen mee hebben, stevenen af op een verlies in dit debat. Al zijn hun argumenten solide, ze racen tegen een publiek dat zenuwachtig op een oplossing wacht, en tegen politici die de twijfels opzij willen schuiven om snel te kunnen acteren, om zo niet achter de feiten én de publieke opinie aan te hoeven lopen.
Er bestaat daarom een grote kans dat het monitoren van de gezondheid via apps steeds meer vanzelfsprekend wordt. Op korte termijn zullen fysieke contacten, met behulp van de telefoon, op één of andere manier getraceerd worden. Israël paste zijn wetten al aan om dit mogelijk te maken, en veel andere landen zullen dit voorbeeld volgen als de crisis daar om vraagt. Er zijn al apps die in ruimtes kunnen monitoren of de aanwezigen in de zaal risicovrij zijn en of de lucht ‘gezond’ is. Het is dus perfect mogelijk iemand via zijn mobiel te screenen om te zien of hij een risico vormt, en deze persoon toegang te verstrekken (of niet…) tot bepaalde gebouwen of het openbaar vervoer.
Wiens data is het
‘Als data kan helpen’, zo zeggen sommige mensen, ‘dan is het logisch dat de beschikbare technologieën gebruikt worden.’ Toch zijn er legio voorbeelden te vinden van fout gebruik en misbruik van de data die zulke toepassingen genereren. Digitale surveillance is een tikkende tijdbom die enorme schade aan kan richten als, niet indien, hij afgaat.
Als gebruik van al onze persoonlijke digitale data – over onze gesteldheid, onze locatie en over ons lichaam – de nieuwe norm wordt, passeren we een grens. Als data inzichten gaat bieden in hoe wij fysiek, cognitief en emotioneel op zaken reageren, bevinden we ons daadwerkelijk in een nieuwe wereld. Het is een wereld waar eerdere generaties ons voor waarschuwden, maar die toen sciencefiction leek. We naderen die grens, en corona duwt ons er steeds dichter naartoe.
Om afsluitend Bill Gates’ beroemde quote te parafraseren: het zou zomaar kunnen dat we de voordelen op korte termijn overschatten, en de kosten op lange termijn onderschatten. Als we de grens overschrijden zijn we misschien wel gezond, maar kunnen we nog vrij bewegen?
Ben Pring, ceo van Cognizant’s Center for the Future of Work