Autonome auto’s, het beheer van mensenmassa’s (crowdmanagement) of een samenleving weerbaar maken tegen noodsituaties. Voorbeelden van slimme toepassingen binnen een stad. Hoe doet Nederland het op gebied van smart cities? Om antwoord op die vraag te krijgen, bezocht Computable het Smart City Expo World Congres in Barcelona.
Tijdens het bezoek aan het Nederlandse paviljoen blijkt dat een aantal gemeenten zich al buigt over zo’n smart city. Daarvoor zijn zogeheten living labs ingericht, een regio waar slimme oplossingen in de praktijk worden getest. Soms gebeurt dit in één enkele stad, soms gaat het om een samenwerking tussen meerdere gemeenten zoals bij het Programma Nationaal Smart City Living Lab.
Een rondvraag bij de standhouders van de Smart City City Expo World Congres leert dat Eindhoven, samen met Amsterdam, zich op het gebied van smart cities in de Nederlandse top bevindt. In 2015 ging daar CityPulse van start, geleid door een consortium bestaande uit de Dutch Institute of Safety & Security (DITSS), de overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven (zoals Atos, Axis, Intel, ViNotion en Sorama). Via hun living lab willen ze de uitgaansgebied Stratumseind veiliger en prettiger maken. Die straat van 250 meter lang beschikt over zo’n vijftig horecagelegenheden, zoals cafés en nachtclubs.
CityPulse en De-escalate
Binnen CityPulse wordt realtime data verzameld uit meerdere bronnen. Denk aan social media, maar ook videobeelden en audiofragmenten van beveiligingscamera’s. Het gaat om camera’s van Axis, die via Sorama van geluidsdectoren zijn voorzien. Deze informatie wordt gecombineerd met online-data zodat er een duidelijk beeld van de straat ontstaat. Via big-data-analyses wordt elke situatie die afwijkt van het standaarddatapatroon vergeleken met de andere databronnen.
Dreigt een situatie uit de hand te lopen, dan maakt Citypulse een melding bij de regionale toezichtruimte politie (rtr). Vanuit rtr volgt een beoordeling of er moet worden ingegrepen of aanvullende acties nodig zijn, zoals meer straatverlichting of de inzet van patrouillerende politie-eenheden. Het systeem verhindert incidenten niet, maar helpt wel om escalaties te voorkomen.
Een ander smart city-project op Stratumseind is De-escalate, een samenwerking tussen Philips, de TU Eindhoven en de gemeente. De partijen experimenteren of kleur, lichtintensiteit en geur invloed heeft op de stemming van de bezoekers en of dit een conflictvermijdende werking heeft. Het project heeft als doel om nieuwe vormen voor interventies te realiseren.
1999
Eindhoven was niet de eerste stad die met slimme toepassingen werkt. Een andere exposant tijdens de Smart City Expo is 2getthere. Dat bedrijf realiseerde in 1999 in Capelle aan de IJssel een zelfrijdende voertuig op het traject tussen het metrostation Kralingse Zoom en het Rivium-kantorenpark. De pilot liep tot en met 2001 en vijf jaar later werden de tweede-generatieauto’s geplaatst. Het voertuig legt een route van 1,8 kilometer met vijf stops af. Op het traject rijden zes voertuigen met een interval van 2,5 tot vijf minuten. Dat is goed voor zo’n 2.500 passagiers per dag. In 2018 krijgt het project een upgrade, waarbij de voertuigen ook over de openbare weg rijden.
Een recentelijk voorbeeld op het gebied van mobiliteit en infrastructuur is het testproject rondom slimme parkeersensoren in Den Bosch. Het consortium van technologiebedrijf Nedap, telecombedrijf T-Mobile en bouwbedrijf Dura Vermeer test hier drie maanden lang de batterijduur van de Nedap-sensoren, het bereik en de stabiliteit van de verbinding met het T-Mobile-IoT-netwerk.
Businessmodel
De gemeente Den Haag test juist weer heel andere smart city-toepassingen. Daar is onlangs het living lab in Scheveningen gestart. In samenwerking met Eneco en Eurofiber gaat het zo’n vijfhonderd tot achthonderd slimme lantaarns plaatsen. Hier zijn sensoren op aan te sluiten, om bijvoorbeeld beheer op afstand mogelijk te maken, evenals het meten van de luchtkwaliteit, geluidsoverlast en verkeersdrukte. Ook zijn slimme lichtmasten in te zetten voor het signaleren van vrije parkeerplaatsen.
Een belangrijk onderdeel van het living lab in Scheveningen is dat het businessmodel getest wordt. Hierbij wordt gekeken of het living lab een economisch haalbaar en schaalbaar model in zich heeft. Dit maakt inzichtelijk of de innovaties blijvend bruikbaar zijn.
Overigens is die gemeente ook op andere manieren bezig met slimme toepassingen. Zo werkt het samen met het Haagse bedrijf Sim-Ci voor de simulatie van mogelijke falen in de kritieke infrastructuur. Denk aan een overstroming door hevige waterval of een cyberaanval op het elektriciteitsnet. Het bedrijf brengt verschillende databronnen en –modellen samen en visualiseert vervolgens wat er gebeurt in zo’n situatie. Dit helpt de stad om maatregelen te bedenken en een rampenplan op te stellen.