De strijd tussen Apple- en Wintel-platformen is in principe gestreden. Voor werkstations in de grafische industrie worden meestal Macs gebruikt, voor servers meestal Wintel met NT. Alleen bij kranten en uitgeverijen laait de strijd nog op.
Voor Apple is de grafische industrie, naast multi-media en educatie, altijd één van de sterkste markten geweest. De Apple Mac was vanaf 1985 in eerste instantie vooral populair bij grafisch ontwerpers. Geleidelijk werden hierdoor andere spelers in de grafische procesketen ‘gedwongen’ om met Apple’s te gaan werken. De drie A’s – Adobe, Aldus en Apple – hebben er in den beginne voor gezorgd dat ontwerpen en zetten interactief en met grote nauwkeurigheid op een betaalbaar platform mogelijk werd. Het heeft ertoe geleid dat een volledige grafische functie, namelijk de zetterijen met hun mainframes en Unix-machines, vrijwel uit het grafisch proces verwijderd zijn.
Begin jaren negentig is daar beeldbehandeling, al dan niet in kleur, bij gekomen. Apple Mac met de bijbehorende applicatieprogramma’s van Aldus (Page Maker), Quark (Xpress) en Adobe (Photo Shop en Illustrator) en de laserprinters met Adobe’s Postscript-pagina beschrijvingstaal, hebben het ‘downsizen’ van werkstations in de grafische industrie ingezet en voor het grootste gedeelte afgerond. Door het succes in de grafische ontwerpwereld werden de grafische productiebedrijven als lithografen, prepressbedrijven en drukkerijen ook gedwongen om de Apple Mac met de applicatiesoftware in te zetten bij het verwerken van paginabestanden met hoge-resolutie beelden.
Stabiliteit
Toen ongeveer twee jaar geleden de financiële situatie met Apple Computer verslechterde, kwamen er veel geluiden over een massale omslag van Mac naar PC binnen de grafische industrie. Er werden weliswaar PC’s aangeschaft, maar niet door de grafisch ontwerpers, en ook niet direct voor de werkplekken in het, binnen de keten, daaropvolgende productieproces. Als servers worden echter steeds meer Windows NT-machines ingezet; dit gaat ten koste van het marktaandeel in deze sector van IBM Powerpc AIX, SGI en Sun.
Intussen heeft Apple de G3-machines op de markt gebracht. Deze sluiten uitstekend aan bij de wensen van de grafische gebruikers. Dat komt ondermeer vanwege het gebruik van veel RAM; 256 – 512 Mb is nu standaard voor beeldbehandeling. Er is een snellere overdracht van bestanden tussen harddisks, RAM en display door de nieuwe backplane-architectuur. De hard disks zijn sneller; om de één of ander reden gebruikte Apple vroeger de langzaamste Scsi-disks als systeemschijf. Verder is er een snelle opvolging van de Mac OS versies 8.0, 8.1, 8.2 en nu 8.5. Hierdoor ontstaat vooral een betere ‘multi-tasking’ en stabiliteit. Hoewel de prijzen in vergelijking met de PC nog steeds hogere zijn, is de verhouding tussen prijs en prestatie beter dan twee jaar geleden.
Op het ogenblik wordt massaal overgestapt van de eerste generatie Powerpc-machines naar de G3-machines. Ondertussen is Apple ook weer winstgevend, hetgeen het totaalbeeld er alleen maar beter op maakt.
PC tegenover Mac
De kracht van de PC lag een paar jaar geleden voornamelijk in de prijs/prestatieverhouding. De Mac was altijd duurder dan lokaal in elkaar gesleutelde PC’s, bovendien gingen enkele jaren geleden de A-Merken PC’s als Compaq, HP, IBM en Dell plotseling ook dramatisch in prijs omlaag. In de consumentensector heeft Apple hierdoor de slag om de markt verloren. De iMac brengt hierin verandering; volgens Amerikaanse gegevens had 60 procent van de iMac-kopers voordien geen Apple-computer.
Mac had weliswaar een aantrekkelijke vormgeving en een speciale fanatieke, bijna sektarische aanhang, maar de hardware-ontwerpen waren niet erg vooruitstrevend. De slimme driehoeksdeal tussen IBM, Apple en Motorola voorzag Apple van de Powerpc-processoren, maar de architectuur zorgde ervoor dat het geheel werkte als een 6-cilinder in een 2CV. Bovendien was de meeste code van het besturingssysteem niet afgestemd op de Powerpc-instructieset, dus moest er voor de meeste toepassingen geëmuleerd worden.
Met het aantreden van Steve Jobs ongeveer anderhalf jaar geleden woei er een frisse wind door het bedrijf. Een jaar geleden vertelden medewerkers uit Cupertino tijdens het Seybold San Francisco congres dat er ’s avonds weer licht brandde in de Apple-kantoren en dat de parkeerterreinen in de weekends gebruikt werden.
Zowel op het gebied van platformarchitectuur als besturingssysteem zijn dramatische verbeteringen gemaakt. Vóór Mac OS 8.0 konden verschillende processen op een Mac niet gelijktijdig lopen. Om dit te bewerkstelligen werd veelal gebruik gemaakt van een Unix-shell in de achtergrond. Met de laatste versie Mac OS 8.5 is multiprocessing op het Windows 95/98 niveau aangekomen.
Nog steeds zijn er zaken die enigszins star zijn in vergelijking met de Windows-omgeving, maar soms is dit ook een voordeel. Gistics, een consultancy-bedrijf in Amerika heeft een onderzoek gedaan onder PC- en Mac-gebruikers en kwam onder meer tot de conclusie dat Mac-gebruikers 38 procent minder tijd spendeerden aan systeemonderhoud.
In de grafische industrie worden Macs hoofdzakelijk als interactieve werkstations gebruikt bij het ontwerp, de opmaak van documenten en het aanmaken van grafieken, logo’s en beeldbehandeling. Met Apple Script worden vaak automatische processen opgezet en ook als communicatie-fileserver met Isdn worden Macs toegepast.
Applicatiesoftware
Voor de verschillende toepassingen in de grafische industrie worden hoofdzakelijk software-applicaties gebruikt van Adobe, Macro Media en Quark, plus een aantal specifieke producten als Viva Press en Linocolor.
Adobe heeft een dominante positie op grafisch gebied met Illustrator en op het gebied van beeldbehandeling met Photo Shop. Door de plug-in structuur leveren veel kleine software-bedrijven en scanner-leveranciers hierop specifieke niche-toevoegingen. Macro Media zorgt voor enige concurrentie met Freehand voor grafiekontwerp. Bij documentopmaak is Adobe’s Page Maker in de minderheid; hier wordt de markt absoluut gedomineerd door Quark Xpress. Ook hier zorgt een zogenaamde XTensie-architectuur voor de mogelijkheid voor kleinere softwareontwerpers om speciale functies toe te voegen aan het standaardpakket.
Illustrator, Photo Shop en Quark Xpress bestonden altijd al op Mac en PC, maar voor de PC werd duidelijk langzamer en minder ontwikkeld dan voor de Mac, waar het meest verkocht werd.
Tegelijkertijd met de neergang van Apple kondigde Adobe aan dat nieuwe versies van de meest gebruikte applicaties voortaan gelijktijdig op Mac en PC beschikbaar zouden komen en met dezelfde functionaliteit. Dit werd door veel mensen verkeerd uitgelegd en gezien als een motie van wantrouwen tegen Apple. Het was echter makkelijker voor twee (of meer) platformen gelijktijdig te ontwikkelen dan de voor de Mac ontwikkelde software om te zetten naar PC. Ook kwam ontwerpen voor het World Wide Web op, waar men vaak dezelfde software gebruikt voor het maken van de grafische delen.
WWW-ontwerpers zijn evenredig verdeeld over de PC en de Mac. Door de sterke groei van het kleurgebruik, ontstaat de trend dat marketingafdelingen van grote bedrijven ook professioneel met grafisch ontwerpen omgaan en dus programma’s als Illustrator en Photo Shop aanschaffen. Volgens verkoopdirecteur Benelux Bart de Boever van Adobe was een half jaar geleden de omzet in nieuwe programma’s evenredig verdeeld over de Mac en de PC. Als men echter naar de verkoop van upgrades kijkt, zien we andere cijfers: meer dan 80 procent is Mac.
Bij Quark is de situatie anders dan bij bovengenoemde programma’s. Ondanks de aangekondigde strategische samenwerking met Compaq/DEC worden de meeste pakketten verkocht in de Mac-omgeving. Van de 45.000 licenties in de Benelux is meer dan 85 procent voor de Mac. Een lichte verschuiving is waarneembaar. Die wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de grote kranten-uitgevers die al veel PC’s hebben.
Dit geldt ook voor applicaties voor bijvoorbeeld hoge-kwalitateit scanners. De leveranciers worden door aanvragen gedwongen applicatiesoftware voor zowel PC als Mac uit te brengen, maar in de praktijk wordt minder dan 5 procent van de Screen, Scitex en Heidelberg highend CCD-scanners met PC-software geïnstalleerd.
Henk Gianotten van Heidelberg verklaart desgewenst dat men geen enkel Linocolor-pakket voor hoge-kwaliteit scanners op PC heeft verkocht. Wel in de kantooromgeving. Dit komt volgens hem door de slechte manier waarop de Wintel-PC omgaat met kleur en vooral cmyk (cyan, magenta, yellow, black).
Kleurbehandeling
De grootste voorsprong van Apple in technische zin op de PC betreft de standaardisatie van kleurbehandeling. In vroeger jaren konden kleurenbestanden alleen gemanipuleerd worden op werkstations van 300.000 gulden en meer. In de laatste twee tot drie jaar zijn bijna alle litho- en pre-pressbedrijven overgeschakeld naar Photo Shop voor beeldbehandeling, al dan niet uitgerust met speciaal ontwikkelde plug-in’s, zoals bijvoorbeeld van het Nederlandse Visu.
Apple heeft hier in een vroeg stadium op ingespeeld. Vijf jaar geleden was het bedrijf mede-oprichter van het ICC (zie kader) en in 1995 was het de eerste fabrikant die onder de naam Color Sync kleurbeheersing integreerde met het besturingssysteem: de enige juiste plek.
Kleurbeheersingssystemen (colour management systems, cms) zorgen ervoor dat kleurenbeeldbestanden van verschillende bronnen op dezelfde manier weergegeven worden op zowel monitor als kleurenprinter. Buiten het juist weergeven is het voor de grafische industrie belangrijk dat de manier waarop gedrukt wordt, met beperkingen als grijs of geelachtig papier, te simuleren is op een monitor of op een ‘proef’-printer. Hiervoor worden – bij kleurbeheersingssystemen volgens het ICC – twee componenten gebruikt, de cmm colour matching machine (of method) voor de berekeningen en de ICC-kleurprofielen, waar de verschillende eigenschappen van de digitale camera’s, kleurenscanners, monitoren, proefprinters en druksystemen opgeslagen zijn. Door het stapelen van de ICC-profielen zijn eigenschappen van de verschillende printmethoden op monitoren te simuleren. In combinatie met het sterke Quick Draw grafisch beschrijvingsgedeelte van het Mac-besturingssysteem heeft Apple een gigantische voorsprong op de PC.
Steve Jobs heeft goed begrepen dat dit een uiterst belangrijk verkoopargument is van Apple in de grafische industrie. Ook heeft de industrie deze kleurstandaardisatie nog niet volledig omarmd; bij de Mac krijgt men het gewoon, of men het gebruikt of niet.
Bij de PC is de kleurbeheersing een regelrechte ramp. Microsoft heeft in Windows 95 en NT 4.0 de ICM 1.0 op basis van ICC ingebouwd, maar dit werkt niet echt goed. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de printerdriver-structuur en het Windows Meta Format geen printerkleuren als cyaan, magenta, geel en zwart (cmyk) aankan, en niet in de mathematische kleurruimte CIE-Lab werkt. Microsoft heeft twee jaar geleden ICM 2.0 aangekondigd en ook technologie van de ‘cmm-engine’-leverancier van Apple Heidelberg (voorheen Linotype) in licentie genomen. In Windows 98 is dit verwerkt, maar nog steeds is er geen cmyk-ondersteuning. Bij Apple roept men op dit moment dat in februari Color Sync voor PC beschikbaar komt. Dat is een blamage voor Microsoft, die de industrie van de papieren publicaties enkele malen een bot voor heeft gehouden, maar snel doorgegaan is naar het ontwikkelen van publicatietechnieken voor het WWW, waar rgb (red, green, blue) voldoende is.
Servers en netwerken
Apple heeft daarentegen ook een zwakke kant, de server-strategie. Tot drie keer toe is men met veel tamtam ingestapt in dit segment van het grafische productieproces. Waar werkstations zijn, moet ook een server komen. De eerste twee keer waren de prestaties en het besturingssysteem van Mac er de reden van dat potentiële klanten er niet in geloofden, bij de laatste poging met een Apple Server met AIX was het de slechte positie van Apple.
Met de overname van Next Step gloeide het vuur weer in de ogen van de echte Mac-adepten: een echt Unix-besturingssysteem systeem met ‘appeal’ zat er aan te komen.
twee reorganisaties verder is er sprake van een geleidelijk opgewaardeerde structuur van het Mac OS, misschien Mac OS X, dat naar verwachting beschikbaar is in 1999. Er zijn nu ook al geluiden over het gebruik van Linux op de Mac. Ondertussen verkopen Sun, SGI, HP, IBM maar vooral Wintel-platforms met NT 4.0 de servers in de grafische industrie. Bij de verschillende Unix-platformen moet men om te kunnen netwerken met Apple software installeren om met de Apple-share protocollen te kunnen omgaan. Bedrijven als IPT, U Share, Xi Net en het Duitse Helios (Ether Share) leveren voor de meeste Unix-platformen software om Apple Share te simuleren. Deze software kan modulair uitgebreid worden met Print Management, cms en opi-modulen, zodat zowel bestandsbeheer als printerbeheer op het Unix-platform volledig vanuit de Mac-omgeving te sturen zijn.
Het nadeel van deze Apple Share/Ether Talk-emulatie is dat bij Mac naar Unix snelheden van maximaal 1 tot 3 MB/s, zelfs met 100 Mbit Ethernet, gehaald kunnen worden. Bij Apple gaat men geleidelijk over op IP Share. Samen met de bovengenoemde pakketten die dit ondersteunen zijn nu snelheden tot 8 MB/s over Ethernet mogelijk.
Windows NT 4.0 maakt het standaard mogelijk voor Macs om met Ether Talk direct zogenaamde ‘vam-volumes’ op PC-schijven te zien en ook de geïnstalleerde printers samen te gebruiken. Hierdoor is het relatief goedkoop om Wintel-PC’s als servers in een grafisch netwerk toe te passen. Bedrijven als Intergraph spelen hier ook specifiek op in, om snelle machines als servers of werkstations in Mac-netwerken in de grafische industrie aan te bieden. IP Share wordt helaas nog niet op PC’s ondersteund, hopelijk biedt NT 5.0 (of is het NT 2000?) hier uitkomst.
Vanaf de PC’s kan men echter niet de aangesloten Macs en de daarop aangesloten printers zien. Hiervoor zijn ook speciale applicaties als PC MacLan beschikbaar, en Mac Opener voor het openen van bestanden vanaf media.
Succes van de PC
Ondanks de hoge marktpenetratie van de Apple Mac in de grafische industrie is de opmars van de PC niet te stuiten. Bij de grafische ontwerpers voor drukwerk is de Apple favoriet, bij ontwerpers voor multi-media in Europa is dit 50/50 PC/Mac. De reden hiervoor is dat sommige ontwerpers uit de grafische omgeving komen en anderen uit de video- en multi-mediawereld. Hier werd vaak voor de PC gekozen omdat dit gewoon goedkoper was en omdat eerder specifieke compressiehardware voorhanden was.
Ook bij drukkerijen en digitale printbedrijven staan zowel PC’s als Macs, omdat veel bestanden aangeleverd worden vanuit de Mac-omgeving door professionele grafische ontwerpers. PC- bestanden worden meestal aangeleverd uit de kantooromgeving. Gebruikers van MS Word en Power Point gaan steeds vaker zelf kleurendocumenten aanleveren zodat de grafische bedrijven geconfronteerd worden met een groeiend aantal opdrachten die aangeleverd worden in PC-formaat.
Omdat de kwaliteit van de aangeleverde bestanden vaak – volgens grafische begrippen – abominabel is, moet er heel wat gesleuteld worden om ze correct te kunnen printen of drukken. Pas sinds kort kunnen bestanden in Quark, Illustrator, Photo Shop, Word en Power Point zowel op PC als op Mac gelezen worden.
Toch zijn er nog veel problemen met de verschillende manieren waarop letterfonts gebruikt worden; ook deze zijn niet uitwisselbaar tussen Mac en PC.
Bij het interactief werken in de grafisch industrie wordt dus vooral de Mac gebruikt.
Als pure rekenaar voor bijvoorbeeld ‘raster image’-processen (rip) is de strijd verloren van de Wintel NT-omgeving; de G3-architectuur kwam hiervoor te laat. Leveranciers van printers en belichters hebben de lage prijzen van PC’s en de periferie in samenhang met de ‘multitasking/multiprocessor’-mogelijkheden van Windows NT omarmd om server en rekenprocessen samen te voegen bij het aansturen van uitvoer met hoge resolutie.
Ook voor relatief goedkope maar hoogkwalitatieve inktstraal-printers wordt door de complexe processen van Postscript-rippen en kleurbeheersing, plus het gebruik van enorme bestanden – één kleuren pagina is al gauw 40 MB en een poster 300 MB – de PC gebruikt.
De grafische-Mac-distributeurs leveren nu allen PC’s voor zowel server- als andere toepassingen. Twee jaar geleden was dat ondenkbaar.
Kranten
De strijd tussen Apple en Wintel laait nog op binnen de grote bedrijven waar de IT-afdelingen niets moeten hebben van de exotische Macs bij de grafische ontwerp- of marketing afdelingen; en bij de redacties van de grotere kranten en tijdschriftenuitgevers. IBM is vanouds zeer actief in dit segment; en ook hier hebben de systeemadministrateurs een grote invloed. Omdat de functies van opmaak en redactie steeds meer in elkaar schuiven, woeden op dit moment vooral bij de grote krantenuitgeverijen als Wegener-Arcade en VNU grote stammenoorlogen over de vraag of de Mac nog wel in het netwerk mag staan. Maar de echte Mac-adepten in dergelijke ondernemingen dreigen op te stappen als ze met een PC zouden moeten werken…
Menno Mooij, freelance medewerker
iMac semi-professioneel
Met de ongelooflijk krachtige en goedkope iMac heeft Apple weer een gooi gedaan naar de consumentenmarkt. Toch kijken ook veel professionele gebruikers naar deze machine onder het motto ‘prosument’: voor opleidingen maar ook als client voor het sturen en controleren van processen op servers. De 100 Mb Ethernet-verbinding en de USB-bus geven een extra dimensie aan deze snelle Powerpc. De, in de grafische industrie, veel gebruikte Scsi-connector ontbreekt weliswaar, maar onder meer goedkope USB-periferie maakt een hoop goed. Zo brengt TOP-IT uit Soest de Sagem USB Isdn- Adapter. Met de meegeleverde Mptool-software zijn vier van deze adapters (dus acht kanalen Isdn) dynamisch en automatisch te bedienen. Als communicatieserver voor bestanden wordt de iMac met vier Isdn/USD-adapters plotseling een intelligente ‘gateway’ met 100 Mb Ethernet aan de lan-kant en 512 Kb-verbindingen met Internet, Easy Transfer of andere IP gebruikers. Dit alles voor een totale prijs van minder dan vijfduizend gulden.
Grafische IT-begrippen
CMS: Colour Management System of kleurbeheersingsysteem onder gebruikmaking van met name gestandaardiseerde ICC-compatibele systemen.
ICC: International Color Consortium, groep van bekende bedrijven uit de grafische en IT-industrie: Apple, Adobe, Linotype (nu Heidelberg) Scitex, Kodak, Agfa, Fuji, HP, IBM. Hiermee hebben zij een ‘de facto’ standaard ontworpen.
OPI: Open Prepress Interface maakt het mogelijk om bij de opmaak van documenten beeldbestanden met lage resolutie (72 dpi) te gebruiken, die in een speciale server of de rip (‘raster image processor’) omgeruild worden voor de hoge resolutie (300 dpi) print-bestanden voor het uitdraaien op proef, film, plaat of voor de digitale drukmachine. Vaak is OPI een onderdeel van de Unix-printserver en steeds vaker worden de verschillende processen op krachtige multiprocessor Wintel-platformen of DEC met Windows NT Servers gedaan.
Rippen: Bij normale printers is het voor de grafische industrie standaard Postscript rip-proces hardwarematig geïntegreerd. Bij hoge-resolutie film- en plaatbelichters en bij hoogvolume kleuren-laserprinters worden rip-processen vaak in software op een standaard Unix, Mac maar steeds meer op een Wintel NT platform uitgevoerd.