Mede als gevolg van cloud computing en de explosief gestegen hoeveelheid data is het lastiger de waarde van (bedrijfs)gegevens te bepalen. Al te vaak, zo zegt Jeroen Strik, ligt de bal op het veld van de it-afdeling. Strik is managing director van specialist in documentbeheer Iron Mountain. ‘Maar alleen de business kan bepalen welke waarde de gegevens (kunnen) hebben’, stelt hij.
Strik weet zich geflankeerd door Otto Vermeulen, partner bij PwC Nederland en gespecialiseerd in technologie. Wereldwijd heeft Iron Mountain samen met adviesbureau PwC de eerste Value Index opgesteld. Deze stelt vast in hoeverre organisaties de waarde kennen van hun data. Een onderzoek onder 1650 bedrijven in Noord-Amerika en Europa komt uit op een teleurstellend gemiddelde van 50,1 procent.
Iron Mountain is actief in informatiebeheer. Het bedrijf heeft in voorgaande jaren door PwC onderzoek laten doen naar de beveiliging van informatie. ‘Dan kom je automatisch bij de it-afdeling terecht, want zij weet welke middelen beschikbaar zijn om data zeker te stellen. Overigens weet zij met de opkomst van cloud computing minder vaak waar alle data zijn en wat de kwaliteit ervan is (dubbelingen, fouten en dergelijke)’, vertelt Strik.
Omzet verhogen
‘Maar dit jaar wilden we naar de waarde kijken van data. In hoeverre weten organisaties welke commerciële waarde ze in handen hebben?’, vervolgt Vermeulen. ‘Dan moet het antwoord komen van de business. Daar immers kan het idee ontstaan dat ze een bepaald product meer wil gaan verkopen in een bepaalde regio. Of aan een bepaalde bevolkingsgroep. De gegevens krijgen als afgeleide van de bedrijfsdoelstelling hun waarde.’
Het is opvallend dat in Nederland 77 procent van de ondervraagden aangeeft goed op de hoogte te zijn van de waarde die hun data vertegenwoordigt. ‘Maar als je dan doorvraagt, dan blijkt dat ze bijvoorbeeld geen data-analisten in dienst hebben; dat is bij een en 20 procent het geval. Van de bedrijven die wel een data-analist in dienst hebben, hebben zij niet de essentiële vaardigheden (16 procent) of beschikken zij niet over de juiste middelen (15 procent) om informatie te benutten voor besluitvormingsprocessen, gerichte marketingcampagnes en het verbeteren van (bedrijfs-) processen en innovatie.’
Te angstig
Noord-Amerika is beter doordrongen van het belang de datawaarde te kennen dan Europa; 56,7 procent ten opzichte van 48,3 procent. ‘Wij hebben niet onderzocht hoe dat verschil is te verklaren, maar ik denk dat het komt doordat Europa te angstig is om de privacy te schenden door gegevens over klanten te gebruiken. Dan raak je eerder in het defensief: hoe voorkomen we dat data bekend raken? En dan kom je automatisch bij de it-afdeling terecht. Maar wie onbelemmerd bedenkt wat je kunt doen met klantgegevens, komt tot nieuwe bedrijfsmodellen. Taxibedrijf Uber en informatiebedrijf Google raken in Europa vaak slaags met overheden en hun regels, terwijl dat in de Verenigde Staten minder het geval is. Het gaat mij er niet om de regels te overtreden, maar vast te stellen dat een defensieve houding leidt tot het niet eens onderzoeken welke waarde de gegevens kunnen vertegenwoordigen’, vermoedt Vermeulen.
Duidelijk is wel, aldus Strik, dat veel organisaties kansen laten liggen om hun bedrijfsomzet te verhogen.
Fundament leggen
De grote vraag is dan natuurlijk wel hoe je dit aanpakt. ‘Dat begint met een goed fundament te leggen’, aldus Strik. ‘Met vast te stellen welke informatie een bedrijf tot zijn beschikking heeft. Breng papier en digitaal bij elkaar, zorg dat de kwaliteit op orde is, dat elk document de juiste metadata heeft. Daar is nog een hele weg te gaan, want in Nederland zegt bijvoorbeeld slechts 27 procent van de business dat zij bij de informatie kan komen waarover zij wil beschikken.’
Beiden erkennen dat het lastig is in een tijd waarin bijvoorbeeld de verkoopafdeling zijn eigen cloudsilootje kan beginnen, gevolgd door de marketingafdeling, et cetera. Ook het gebruik van big data is vaak een beproeving. ‘Je weet soms niet welke waarde daarin zit’, meent Strik. ‘Bijvoorbeeld omdat nu nog de middelen ontbreken de gewenste correlaties te zien. Die gegevens stop je onbehandeld in een datalake voor later gebruik. Maar stel in elk geval vast dat je ze hebt en waar’, geven zij aan. ‘Op directieniveau moet informatiebeleid worden ontwikkeld. Je ziet dat in de financiële sector gebeuren, gedwongen door de strengere regelgeving van de afgelopen jaren.’
Balans
Wie zijn informatiebeleid op orde heeft, en de waarde van data ten volle wil en kan benutten, moet wel balanceren, aldus het tweetal. Een balans tussen gebruik van gegevens en bescherming ervan; een balans tussen koppelen van data en behoud van privacy.
Daar zijn specialisten voor nodig: data-analisten, data stewarts, maar bovenal is nodig dat de business het voortouw neemt, besluiten Strik en Vermeulen.
“dat is bij een en 20 procent het geval”
21 ?
zit allemaal in de datalake. zeggen de data-analisten, als ze die hebben dan, alhoewel die weer vaak niet de “essentiele vaardigheden” hebben. Hahaha, ze kleppen maar wat ? Of weer niet de juiste middelen..
data stewarts, misschien de perfecte job voor homo’s.
Je moet de correlatie maar zien en balandceren enzo. Wel jammer van al die gemiste kansen.
De waarde van data is nul, het gaat om de informatie die je eruit kunt halen en dat is soms heel wat meer dan sommigen mensen denken als je van Big Data naar Big Dating gaat met allerlei correlaties. Vraag hierbij is echter in hoeverre het leggen van relaties tussen datasets welke met andere bedoelingen verkregen zijn wenselijk cq. toegestaan is.
Even een paar eeuwen historie ‘doorakkeren’ op zoek naar patronen dan komt aangaande het datastewardship de oude Romeinse wijsheid van: ‘Quis custodiet ipsos custode?’ naar boven. Idee van een datalake waarin je vandaag alles stort wat je niet begrijpt in de hoop dat je het morgen snapt klinkt nogal beangstigend. Hierdoor is dus eerder sprake van een stuwmeer als we kijken naar optredende scope creep betreffende de balans tussen privacy en veiligheid.