Green IT Amsterdam bestaat tien jaar. De stichting is uitgegroeid tot een invloedrijke denktank, vraagbaak en initiator op het terrein van duurzaamheid en ict in Europa. Het heeft er mede voor gezorgd dat dit thema is geland in de ict-sector, in het bijzonder bij datacenters. Al ligt er voor de komende jaren nog genoeg huiswerk. Een gesprek met directeur Jaak Vlasveld en stichtingsvoorzitter Anwar Osseyran.
Eerst wil afzwaaiend directeur Jaak Vlasveld, die acht jaar betrokken is geweest, een misverstand uit de weg ruimen: Green IT Amsterdam beperkt zich niet tot datacenters. ‘Wij richten ons op alles waar ict te maken heeft met energie. Datacenters zijn natuurlijk grote energieverbruikers. Maar ook bij allerlei dagelijkse activiteiten kan ict impact hebben op de hoeveelheid energie die wordt gebruikt. Een simpel voorbeeld: autorijden. Nu geeft Google Maps aan wat de snelste of kortste routebestemming; in onze visie is het beter om de meest energiezuinige route te tonen. Dat is geen moeilijke som om te maken én het bespaart op de brandstofkosten’
Het vraagstuk is al een keer aan Google voorgelegd, vertelt hij, maar het bedrijf was net een ander project gestart: zoekondersteuning naar vrije parkeerplekken in het centrum van Amsterdam. ‘Ook interessant’, lacht Vlasveld. ‘Het stadsverkeer rijdt nu steeds rondjes. Dat is niet goed voor de uitstoot en voor de bomen langs de grachten.’
CO2-uitstoot
Stichting Green IT Amsterdam zag in 2009 het levenslicht, op initiatief van de gemeenteraad van Amsterdam. Die had in 2007 een nieuw klimaatbeleid aangenomen met als doelstelling om in de stad 40 procent reductie in CO2-uitstoot te realiseren in 2025. Met als een van de vragen hoe het duurzaamheidsbeleid met de ict-sector aan elkaar te koppelen was. De ongebreidelde groei van het internet en bijbehorend aantal datacenters, onder meer in de regio Amsterdam, viel namelijk ook de gemeenteraad op. Wat te doen aan de stijgende energievraag en de fors toegenomen CO2-uitstoot door datacenters?
Groen Links-raadslid Marijke Vos benaderde Anwar Osseyran, algemeen directeur van Sara, de ict-infrastructuurdienstverlener voor het onderzoek en het hoger onderwijs (en beheerder van de nationale supercomputer). Zij vroeg hem of hij een werkgroep kon formeren die zich bezig houdt met de vergroening van de ict-sector.
Osseyran: ‘Ik wilde dat wel doen maar wel op de voorwaarde dat de business erbij werd betrokken. Je kunt niet de sector ongevraagd op kosten jagen; een duurzaamheidsbeleid moet in mijn ogen gestoeld zijn op de drie p’s: people, planet én profit. Ik heb voorgesteld om de werkgroep ook twee andere taken mee te geven: nadenken over de vergroening van andere sectoren met behulp van ict, met name de energiesector, en over de bijdragen die de ict-sector kan leveren aan de groene economie van de toekomst.’
Drie doelstellingen
Vos ging akkoord en dit leidde uiteindelijk tot de oprichting van de Stichting Green IT Amsterdam, waarvan Osseyran voorzitter is. De gemeente Amsterdam financierde een deel; het bedrijfsleven het andere. Naderhand is de stichting zelfstandig verder gegaan; vandaag de dag zijn er 27 deelnemers, variërend van datacenters en ict-dienstverleners tot aan technische dienstverleners, energiebedrijven en recyclingspecialisten.
Drie doelstellingen staan centraal: kennis bundelen, technologische kansen scouten en proefprojecten opzetten. De activiteiten lopen uiteen van het organiseren van seminars, het schrijven van rapporten en het aanvragen van Europese onderzoekssubsidies tot aan het geven van advies, het organiseren van pilots en het adresseren van kansen voor de business.
In de olie
Als denktank heeft de stichting onder meer meegewerkt aan het opzetten van de standaard EN 50600, een Europese norm voor datacenters, en meegedacht over metrieken voor het meten van energie-efficiëntie in datacenters die het toenmalige ministerie van EZ wilde invoeren. Een goed voorbeeld van de toegevoegde waarde voor bedrijven is de adviserende rol die Green IT speelde bij de startup Asperitas uit Haarlem. Die had het plan opgevat om als koelingsoplossing servers onder te dompelen in een speciaal soort olie en vroeg Green IT Amsterdam naar de haalbaarheid ervan.
Vlasveld: ‘Wij hebben een uitvraag gedaan via ons netwerk en het bedrijf deelgenoot gemaakt van onze positieve bevindingen. Een van onze mensen is zelfs overgestapt naar Asperitas; inmiddels zijn er al diverse klanten, waaronder een datacenter in Eindhoven, die deze vloeistofkoeling gebruikt.’
Het grote plaatje
Waar Osseyran heilig van overtuigd is, is dat de uitvoering van een klimaatakkoord niet te doen is zonder een transitie met behulp van ict. ‘Wat ik bedoel is dat het vergroenen van de ict-sector weinig zin heeft als je de energiesector niet vergroent. Je kunt een heel duurzaam datacenter hebben met weinig energieverspilling; wanneer je energieleverancier alleen maar zwarte stroom van een kolencentrale levert, heb je net zo goed te maken met een hoge CO2-uitstoot. In sommige landen word je als datacenter ook belast voor de uitstoot van je energieleverancier en niet alleen van je eigen uitstoot.’
Volgens de stichtingsvoorzitter moet een datacenter zich dus ook bemoeien met de manier waarop zijn leverancier energie produceert. ‘Dat is het grote plaatje waarmee iedereen bezig is: hoe zorg je ervoor dat duurzame energieproductie mogelijk wordt.’ Daarbij ontstaat de situatie dat het energienetwerk verandert van een centraal geregeld netwerk met een voorspelbare energiestroom naar een decentraal netwerk van microgrids waar het veel moeilijker balanceren is tussen vraag en aanbod (zie ook kader ‘Minicollege’ onderaan).
Osseyran: ‘Hier kan ict een rol spelen door tools te leveren voor de voorspelbaarheid van zowel energieproductie als -consumptie en het beter beheren van beide. Dat een producent er bijvoorbeeld echt van op aan kan dat het op bepaalde dagen hard gaat waaien en hij zijn productie dan ook kwijt kan.’
Business case
Green IT Amsterdam onderzoekt of het ook mogelijk is om voor de datacenterindustrie een business case te ontwikkelen rond vraag en aanbod van duurzame energie. Een datacenter kan bijvoorbeeld een leverancier aanmoedigen om duurzame energie op te wekken en die af te nemen tijdens piekmomenten. Of om op te slaan en later te gebruiken, vertelt Vlasveld. ‘Alleen, daar zijn datacenters nu nog niet op gebouwd. Je zou nog een tussenlaag kunnen creëren met organisaties die dit voor datacenters regelen. Want een datacenter moet allereerst data leveren en geen energie.’
De eerste reacties op dit idee waren overigens negatief, merkte Vlasveld. ”Kan niet’, was het meest gehoorde antwoord dat hij en zijn collega’s terugkregen. ‘Tsja, zo werkt innovatie en dan zijn wij nog dubbel gehandicapt omdat we het ook nog over duurzaamheid willen hebben. Op twee vlakken tegen mensen zeggen dat het anders moet kunnen; daar houdt bijna niemand echt van. Het is een kunst om die mensen te vinden díe je meekrijgt in je ‘andere verhaal’.’
Energiediensten
Snelle winsten bij datacenters zijn te halen via onder andere duurzamere koelingsoplossingen of om warmte heel efficiënt de lucht in te blazen. Hergebruik van restwarmte – Osseyran: ‘computers zijn elektrische kachels die warmte produceren’ – is een complexer verhaal. Voorzieningen aanleggen, vergunningen aanvragen… er moet wel een commercieel businessplan achter zitten, wil zoiets haalbaar zijn, vindt hij. Je zou kunnen stellen dat KPN met zijn Tier IV-datacenter in Eindhoven de mazzel heeft dat er in Brainport al een energie-ring lag om de restwarme af te geven.
Hij verwacht wel dat datacenters op korte termijn actief worden met energiediensten omdat de marges aan het krimpen zijn en de energierekening duurder wordt; daardoor staan ze meer open voor innovatieve ideeën. Bovendien heeft het klimaatakkoord van Parijs uit 2015 de boel echt in gang gezet. Er wordt steeds meer vanuit Europees beleid gestuurd op duurzaamheid. Dat vertaalt zich in regiobeleid waarbij gemeenten via bijvoorbeeld hun afdeling ruimtelijke ordening continu in dialoog zijn met energieleveranciers en grootverbruikers.
Vlasveld: ‘In de regio Amsterdam wordt een datacenter niet meer gezien als een op zichzelf staand gebouw maar als onderdeel van een gebied met een gebiedsplanning en een onderliggende infrastructuur. Dat er bijvoorbeeld van te voren bij een gebiedsontwikkeling aan warmtenetten wordt gedacht en aan stevige onderstations.’
Boegbeeld
Green IT Amsterdam heeft in dit kader samen met de ontwikkelingsmaatschappij Schiphol Area Development Company (SADC) een blauwdruk bedacht voor zo’n regiobeleid. ‘Hiermee kunnen mensen, die beroepshalve te maken krijgen met datacenters maar er weinig verstand van hebben, toch goed beslagen ten ijs komen. Andere Europese landen willen dit framework nu ook meenemen in hun beleidsplannen.’
Het boegbeeld van zo’n benadering moet de Green Datacenter Campus op het bedrijventerrein Schiphol Trade Park in Hoofddorp worden, een project van SADC waarbij er plek is voor een aantal datacenters in combinatie met andere bedrijven én kennispartners. Green IT Amsterdam is adviseur. ‘Dit is de eerste plek waar alle plannen samenvallen’, zegt Vlasveld. ‘Grootschalige nieuwbouw gekoppeld aan een continue dialoog tussen partners over beveiligingssystemen tot aan energieplanning.’
Onderbelicht punt
Groene initiatieven krijgen op de campus ruim baan, zoals een stabiele integratie van duurzame energie en uitwisseling van warmte. Zo kan het aanbod van restwarmte gebundeld worden in één infrastructurele voorziening en bijvoorbeeld gekoppeld worden aan het naastgelegen kassengebied. Maar het gaat niet alleen om energie-oplossingen; er wordt ook gedacht aan duurzame ict-oplossingen, zoals rond open compute of een gedistribueerde datacenteropzet met load balancing aan de hand van ‘demand response’ en een flexibele energievraag.
In de praktijk moet dit nog wel bewezen worden, benadrukt Osseyran. Hij filosofeert nog wat verder over of je bijvoorbeeld minder relevante data op een andere manier zou moeten processen of dat je schadelijke data, zoals spam, extra kunt belasten. ‘Want, hoeveel CO2-uitstoot veroorzaakt het dataverkeer eigenlijk? Dat is een onderbelicht punt. Er zijn wel eens pogingen geweest om een ‘postzegel’ te ontwikkelen voor mailtjes, maar die zijn allemaal gestrand. Terwijl je je kunt afvragen waarom je in de fysieke wereld wel moet betalen voor transportdiensten en op het web niet. Dataverkeer kost ook geld én energie.’
Collectief bewustzijn
Terugkijkend op tien jaar Green IT Amsterdam constateren beiden dat het thema duurzaamheid geland is in de ict-sector. ‘Er zijn veel en soms felle discussies gevoerd, onderling, met de overheid en met energiebedrijven’, weet Osseyran. ‘Uiteindelijk is er toch een collectief bewustzijn ontstaan over het belang van duurzaamheid en energie-efficiëntie. Er zijn ook meerjarenafspraken met het Rijk gemaakt over de vergroening van de sector, dankzij een constructieve samenwerking tussen de sector en de de RVO, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het ministerie van EZK.’
Het valt Vlasveld op dat datacenters niet meer solistisch optreden maar echt onderdeel zijn geworden van een keten met andere belanghebbenden. Dat was even wennen voor die sector, maar hij is er van overtuigd dat er anders weinig bereikt kan worden. ‘Als individueel bedrijf is het haast onmogelijk om íets te organiseren rond bijvoorbeeld het hergebruik van materialen of het onder druk zetten van een fabrikant om een energiezuiniger switch of router te produceren. Dat kan wèl door de kracht van samenwerking en Europese schaalgrootte.’
Osseyran besluit: ‘Waar ik trots op ben is dat het ict-verbruik exponentieel is toegenomen, maar het daarbij horende energieverbruik de laatste jaren beperkt is gestegen. Er is door de ict-sector ontzettend hard aan getrokken, niet alleen door de inzet van duurzamere apparatuur maar ook door efficiëntere opslag, processing power en groenere datacenters.’
Dit artikel verscheen eerder in enigszins gewijzigde vorm in Computable Magazine nummer 3 2019.
Veranderingen in de elektriciteitsvoorziening
Een minicollege van Jaak Vlasveld: ‘Het normale elektriciteitsnet is top-down ingericht: een aantal grote centrales zetten middels de verwerking van fossiele brandstoffen er heel veel elektriciteit op. Dat wordt via een grote ringlijn dusdanig vertakt zodat het uit het elk stopcontact komt. Duurzame bronnen als zonnepanelen en windmolens zitten echter niet op de punten waar de centrales zelfs staan, maar staan overal verspreid, tot in of bij huizen aan toe. Die energie die daar wordt opgewekt, gaat niet zoals in een centrale met een ‘flatline’ (een stabiele lijn) maar in golfbewegingen. Voor elk net is het belangrijk dat als er een piek is in de productie er ook een piek is in de vraag, en dat de rest van de energie waar geen vraag naar is opgeslagen wordt in een accu of op een andere manier.
Dus, er moet altijd een balans zijn in het netwerk. Anders ontstaan er problemen waardoor bijvoorbeeld hardware kapot gaat door spanningswisselingen. Energieleveranciers bewaken die balans via het aan en uitschakelen van centrales en kleinere vormen van capaciteit. Maar het wordt moeilijker om die balans te bewaken, naarmate er meer duurzame energie wordt gekoppeld aan het net. Vraagsturing is dan ook noodzakelijk voor de netstabiliteit.
Een ander aandachtspunt is dat de huidige netstructuur knooppunten heeft die ingesteld zijn op de top-down verdeling van capaciteit en een maximum kennen. Je kunt niet onbeperkt meer stroom leveren aan zo’n knooppunt. Daar zijn de onderstations niet op gebouwd. Een netbeheerder kan grotere stations met dikkere kabels inrichten, maar dat is duur en kost veel tijd. Je kunt ook onderstations minder belasten door gericht op bepaalde plekken in het netwerk energie op te opwekken waar het ook direct wordt gebruikt. Want dan blijft die energie lokaal en gaat die niet naar ander deel van het netwerk en wordt het onderstation niet belast. Dat is wat we in Lelystad met het Solar Charging-project proberen te doen: lokaal energie opwekken en lokaal te gebruiken.’
Is er al eens berekend hoeveel energie verspild wordt door de enorme hoeveelheid spam en frauduleuse mails die ongevraagd in iedere mailbox terecht komt? Het percentage nuttige mails wordt steeds kleiner, en de netwerken overbelast, dan maar uitbreiden. Dus nog eens energie en geld verspild.