De ene feestelijke opening volgt na de andere: Internet-datacenters overspoelen momenteel de webhosting-markt. Hebben al die computercentra nieuwe stijl wel bestaansrecht? Eigenaren zullen zich moeten onderscheiden op dienstverlening om ook in de toekomst de eerste viool te kunnen spelen.
Volgens cijfers van de Aberdeen Group komt de omzet op de webhostingmarkt dit jaar op zes miljard dollar en is deze in 2005 gestegen tot 100 miljard dollar. De totale oppervlakte van datacenters groeit van twee miljoen in 2000 naar 6,5 miljoen vierkante meter in 2005. “De vraag is zo groot, omdat van Internet-datacenters een meervoudige aantrekkingskracht uitgaat”, zegt Aberdeen-analist George Peabody uit Boston. “Niet alleen telecombedrijven en Internetdiensten-aanbieders maken er gebruik van, ook kleinere systemintegrators, computerwederverkopers en webdesigners willen er computercapaciteit huren.” Daarnaast constateert Peabody dat steeds meer grote bedrijven het infrastructuurbeheer rond hun onlinetransacties, desktops en bedrijfsbrede systemen willen uitbesteden aan webhosting-aanbieders.
De markt is zo veelbelovend dat zelfs vastgoedontwikkelaars in de Verenigde Staten een graantje willen meepikken, aldus onderzoeksbureau Ovum. Zij maken grond en gebouwen vrij voor het neerzetten van cybercenters op plekken waar de oceaankabels uit de grond komen. Peabody kan zich dit goed voorstellen. “Een goede locatie is een voorwaarde voor een succesvol opererend Internetdata-center. Volgens een bekend gezegde draait het in de vastgoedsector om drie dingen: locatie, locatie en nog eens locatie.”
Eigen kracht
De analist van de Aberdeen Group voorspelt dat er over een paar jaar een scheiding zal ontstaan tussen aanbieders, die extra diensten hebben ontwikkeld en het topsegment van de markt bedienen, en bedrijven die alleen opslagruimte en apparatuur verhuren en geen rol van betekenis meer spelen. Hij vindt dat op dit moment alleen het Amerikaanse PSINet op de goede weg is. “Dat bedrijf heeft een eigen glasvezelnetwerk laten aanleggen, waardoor het voor de dienstverlening niet meer afhankelijk is van telecombedrijven. Daarnaast biedt het ook zakelijke infrastructuurdiensten aan. Zo beheert PSINet op dat vlak voor Hewlett-Packard een erp-oplossing van Baan.”
De overname van het Texaanse Metamor in juni voor 1,9 miljard dollar vormde een belangrijke stap in de strategie van PSINet. Hierbij nam de aanbieder van infrastructuur-diensten 4000 man over (waarvan duizend in Europa), waaronder veel systeemintegrators en webdesign-consultants. Volgens Pete Wills, president & chief operating officer van PSINet, heeft zijn bedrijf met deze acquisitie en de oplevering van nog een aantal nieuwe datacenters in zicht de investeringsfase afgerond. Het verlieslijdende bedrijf, dat in de afgelopen drie jaar circa 1,2 miljard dollar investeerde in glasvezel en hostingcenters en zo’n 75 acquisities pleegde, moet nu klanten werven en geld verdienen. PSINet beschikt inmiddels over één miljoen vierkante meter aan datacenters. “Voorlopig zijn we uitgekocht. Als we nog iets kopen dan is het IBM of AT&T”, grapt Wills. Op de opmerking dat PSINet niet meer op een Internetbedrijf lijkt, maar op een gangbaar automatiseringsbedrijf, roept Wills: “Yeah, sure! Alleen zijn wij van de andere kant gekomen via het aanbieden van glasvezel en Internetverbindingen.”
De concurrentie van PSINet moet de omslag nog maken, aldus Peabody. Internet-hosting-bedrijf Exodus heeft als eerste de achtervolging ingezet. Het kocht de Internet-datacenters en een deel van het netwerk van telecombedrijf Global Crossing via een aandelenruil met een waarde van 6,5 miljard dollar.