Of er nu wel of geen octrooien mogen worden vergeven aan software is in Nederland een heikel punt. Met regelmaat komt het Europese wetsvoorstel aan de orde in de Tweede Kamer en zijn er ook openlijke demonstraties. Vooralsnog klinken alleen de stemmen van de tegenstanders door. Dr. ir. Hans Hutter van het Nederlandsch. Octrooibureau stelt dat er genoeg argumenten zijn om er juist wel voor te kiezen. We moeten ervoor waken dat de definitieve keuze geen historische blunder wordt.
Op 1 juli jongstleden, terwijl West-Nederland zich opmaakte voor de zomervakantie, discussieerde de Tweede Kamer over software-octrooien, dat wil zeggen, octrooien op software gerelateerde uitvindingen. De Tweede kamer heeft grote zorgen over dit type octrooien. De aanleiding was een discussie in het Europees Parlement omtrent het al dan niet aannemen van een richtlijn met betrekking tot software-octrooien. Voor- en tegenstanders staan vaak lijnrecht tegen over elkaar, maar het zijn vooral de tegenstanders die de parlementen lijken te bereiken.
Terwijl voorstanders pleiten voor software-octrooien, omdat ze anders bang zijn dat hun grote hoeveelheden onderszoeksgelden voor niets zijn uitgegeven, doordat iedereen hun vindingen kan namaken, zijn tegenstanders bang dat software-octrooien vooral de grote multinationale ondernemingen steunen en de Europese economie zullen schaden. Ik zal hieronder trachten uit te leggen dat voor- en tegenstanders onder verschillende omstandigheden gelijk hebben, maar dat het een historische blunder zou zijn om tegen een software-octrooi in Europa te zijn.
Al twintig jaar
In 1910 kreeg Nederland een nieuwe Rijksoctrooiwet, nadat het 50 jaar geen octrooibescherming had gekend. Onder zware buitenlandse druk (de Fransen noemde ons toen de ‘struikrovers’ van Europa, omdat wij alle vindingen van buitenlanders ongestraft zouden kopiëren) had het Nederlandse parlement weer octrooibescherming ingevoerd. Aan het eind van de jaren zeventig waren er diverse Europese landen, waaronder Nederland, die een Europees Octrooiverdrag in het leven riepen. Daardoor kunnen er sinds die tijd octrooien in Nederland van kracht zijn, die ofwel direct in Nederland ofwel via het Europees Octrooiverdrag zijn verleend. Men kan met andere woorden via twee verschillende routes een Nederlands octrooi verkrijgen.
In het begin was dat voor software gerelateerde uitvindingen geen probleem. Nergens in Europa, dus ook niet in Nederland, werd software geschikt geacht voor het octrooistelsel. Dat was ook niet verwonderlijk: software beheerste ons dagelijks leven immers niet. Het hoorde niet bij techniek, hooguit bij wetenschappers.
Dat veranderde echter snel in de jaren tachtig. Software werd meer en meer gebruikt in computers die machines en industriële processen aanstuurden. Het besef brak door dat software de functie van elektronische schakelingen aan het vervangen was. Waar eerst analoge elektronische schakelingen al waren vervangen door digitale schakelingen, werden nu de digitale schakelingen vervangen door software gestuurde computers. Daarom besloot men rond 1985 zowel in het Europees Octrooibureau als in de Nederlandse Octrooiraad, dat ook op uitvindingen op technische terreinen waar software dezelfde functie vervulde als voorheen analoge of digitale schakelingen octrooi kon worden verleend. Wel was vanaf het begin de definitie omtrent welke software wel en welke niet octrooieerbaar was in Nederland anders dan in Europa.
Het Europees Octrooibureau vond vanaf het begin dat een software gerelateerde uitvinding technisch moest zijn om voor octrooibescherming in aanmerking te kunnen komen. De Nederlandse Octrooiraad stelde die voorwaarde niet, waardoor via de Octrooiraad makkelijker een software-octrooi kon worden verkregen dan via het Europees Octrooibureau. Daardoor was in Nederland makkelijker octrooi te krijgen op bijvoorbeeld een computerspelletje of een vertaalprogramma dan via Europa. Overigens kent Nederland sinds 1995 een geheel vernieuwde octrooiwet waardoor wij sinds die tijd geheel aansluiten bij Europa.
Wat is er veranderd?
Binnenkort is het 20 jaar geleden dat het eerste Europese software-octrooi werd verleend. Waarom zijn er dan nu opeens zulke grote tegenstellingen in Europa? Dat is een hele goede vraag, waarop waarschijnlijk geen simpel antwoord is te geven. Zoals ik het zie, is er een ommezwaai gekomen door de discussie in Amerika over de zogenaamde ‘business method patents’.
Ongeveer vijf jaar geleden bepaalde de rechter in Amerika dat er in Amerika geen principiële bezwaren waren tegen het verlenen van octrooien op manieren van zakendoen. Dat was ook de tijd van de ‘Internet boom’, waar nieuwe manieren van zakendoen en techniek (het Internet) zeer dicht bij elkaar lagen. Er werden bijvoorbeeld vele octrooien aangevraagd voor het afstemmen van vraag en aanbod via het Internet, maar ook voor elektronische financiële transacties. Veel van dergelijke octrooiaanvragen werden in Amerika verleend, terwijl programmeurs om het hardst riepen dat de meeste niet inventief waren, omdat ze gebruikelijke programmeertechnieken behelsden en de manieren van zakendoen al jarenlang op zich zelf bekend waren. Die kritiek was in het begin zeker terecht: de Amerikaanse Patent Office had eenvoudig niet de literatuur beschikbaar om dit tijdens de octrooiverleningsfase goed te onderzoeken.
Het effect op Europa was verrassend. Waar octrooigemachtigden er wellicht op rekenden dat het slechts een kwestie van tijd was of het Europees Octrooibureau zou de Amerikaanse Patent Office volgen, gebeurde eerder het omgekeerde. Geschrokken door alle (terechte) kritiek op de ‘business’ octrooien in Amerika, werd het Europees Octrooibureau strenger en bevestigde het nog eens dat software alleen dan kan worden geoctrooieerd als het om een technische uitvinding gaat.
Open gebruik
In dezelfde tijd won de Open Source Software beweging aan invloed in Europa, die er van uitgaat dat iedereen van elkaars software gebruik moet kunnen maken. Wel moet je dan via een licentie (een ‘Open Source Initiative approved license’) afspreken dat een ander jouw software mag gebruiken, als jij van andermans software uit de Open Source gebruik hebt gemaakt.
Het concept van Open Source Software werkt goed voor die software-ontwikkelingen, waar octrooibescherming toch weinig zin heeft. Dat is vooral dan het geval als inbreuk op octrooirechten moeilijk of onmogelijk te bewijzen is of als het de moeite niet loont om veel geld aan een rechtszaak te spenderen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij embedded software (ingebouwde software, waarvan moeilijk of onmogelijk is om te bewijzen hoe het werkt), of om maatwerk software.
Daar kwam nog bij dat de rechtspraak in verschillende Europese landen op het gebied van software gerelateerde uitvindingen niet homogeen was. Dat komt omdat een Europees octrooi niet onderworpen kan worden aan het oordeel van één enkele rechtbank, maar aan de rechtbanken van alle lidstaten waar het Europese octrooi geldig is.
Richtlijn EU
In een poging om de situatie voor Europa eenduidiger te maken, dat wil zeggen de rechtspraak in Europa te harmoniseren, deed de Raad van de Europese Unie begin vorig jaar een voorstel voor een Richtlijn “betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen”. Met wat nuanceverschillen kan men zeggen dat het voorstel van de richtlijn aansloot bij de jurisprudentie van het Europees Octrooibureau en dus nauwelijks grote tegenstellingen zou kunnen oproepen. Ik denk dat tot ieders verrassing dit voorstel echter uitliep op een breed Europees debat tussen voor- en tegenstanders. Ruwweg werden de tegenstanders aangevoerd door de aanhangers van de Open Source Software, terwijl de voorstanders meer in de hoek zaten van de grote en middelgrote ondernemingen in Europa. Wel is het interessant om te zien, dat hele grote bedrijven, zoals IBM, inmiddels openlijk toegeven dat Open Source en octrooibescherming beide hun waarde hebben, en dat een beroep op een van beide afhangt van de omstandigheden.
Voor en tegen software-octrooien.
Ik geef hier vier hoofdargumenten van de Open Source beweging tegen software-octrooien in de vorm van stellingen, waarbij de woordkeuze geheel van mij is. De argumenten die de voorstanders van software-octrooien daartegenover stellen, zet ik er direct achter.
Stelling: Het verlenen van octrooi op software-uitvindingen komt vooral ten goede aan grote, multinationale ondernemingen die hun octrooien gebruiken om kleine it-bedrijven uit de markt te concurreren.
In de praktijk is het waar dat veelal de middelgrote en grote, multinationale ondernemingen het meeste geld steken in software-octrooien. Dat geldt echter voor alle vormen van de economische bedrijvigheid. Het octrooieren van innovaties is in alle technische gebieden makkelijker voor grotere ondernemingen dan voor kleinere, omdat het aanvragen en onderhouden van octrooirechten een dure aangelegenheid is.
Kleinere bedrijven kunnen echter met groot succes ook bescherming aanvragen voor hun eigen innovaties en zo voorkomen dat grote bedrijven met hun uitvinding aan de haal gaan. Microsoft heeft dat bijvoorbeeld al diverse keren aan den lijve ondervonden.
Sinds 1998 stond Microsoft al tientallen keren voor de rechter, omdat het van inbreuk op andermans octrooi werd beschuldigd. En soms terecht. In augustus nog werd Microsoft door een jury in Chicago veroordeeld tot een boete van 520 miljoen dollar wegens octrooi-inbreuk op een octrooi van een klein bedrijf (Eolas Technologies Inc.) en de Universiteit van Chicago. Zonder een octrooi zou Microsoft de innovatie van dat bedrijf vrijelijk hebben kunnen gebruiken.
Stelling: Software heeft geen octrooibescherming nodig. Software wordt in de meeste gevallen beschermd door het auteursrecht en dat is een voldoende bescherming.
Het is een misverstand te denken dat auteursrecht net zo’n goede bescherming biedt als het octrooirecht. Auteursrecht strekt zich slechts uit tot een computerprogramma zoals het is gemaakt en niet tot computerprogramma’s die dezelfde functionaliteit bieden, maar in een andere taal of andere volgorde zijn geschreven. Het octrooirecht daarentegen wordt gedefinieerd op het niveau van functionaliteit van een computerprogramma en biedt dus een veel bredere bescherming. Het auteursrecht helpt eigenlijk alleen tegen klakkeloos kopiëren, maar niet tegen het kopiëren van functionaliteit.
Stelling: Octrooien op software belemmeren de economische ontwikkeling in de IT wereld.
Een octrooi is een noodzakelijke bescherming van duur onderzoek en ontwikkeling. Als deze vorm van bescherming niet bestond zou niemand daarin meer geld investeren. Het octrooistelsel is juist een van de peilers waarop onze (kapitalistische) economie rust. Dit argument geldt ook voor software-ontwikkelingen. Immers bedrijven als Philips, KPN, Asml, TNO, maar ook universiteiten besteden veel geld aan onderzoek op het terrein van software, bijvoorbeeld voor beeldverwerkingstechnieken (digitale televisie, optische schijven zoals cd’s, dvd’s), telecommunicatie, besturing van complexe machines.
Zij kunnen hun bestede onderzoeksgelden alleen terugverdienen als zij een monopolie kunnen creëren op daaruit voortgekomen uitvindingen. Dit laat uiteraard onverlet dat sommige software-uitvindingen best zeer eenvoudig kunnen zijn en niet berusten op zeer duur onderzoek, zoals het one-click octrooi van Amazone. Dat geldt echter ook voor andere uitvindingen, zoals de paperclip, waarop nog steeds octrooien worden aangevraagd en verleend. Briljante uitvindingen kunnen nu eenmaal altijd berusten op één enkele brainwave en een goede marktstrategie.
Stelling: Als er een octrooi rust op een bepaald computerprogramma is het onmogelijk om computerprogramma’s te ontwikkelen die daarmee kunnen samenwerken, omdat zij dan door het octrooirecht op dat eerste computerprogramma gehinderd worden.
Interoperatieve software kan worden ontwikkeld zonder inbreuk te maken op andermans octrooirecht. Het staat een ieder vrij om onderzoek te doen naar en met technologie die een ander heeft geoctrooieerd (‘onderzoeksvrijstelling’). Niemand kan dus een ander verbieden om bijvoorbeeld een besturingsprogramma waarop een octrooi rust in een onderzoek te betrekken dat is gericht op een applicatie die kan draaien onder dat besturingsprogramma. Dat ontwikkelaars van besturingsprogramma’s toegang tot de source code daarvan vaak blokkeren om zulk onderzoek door derden te dwarsbomen, klopt wel, maar heeft niets met het octrooirecht te maken.
Onterechte vrees
Ik ben zelf van mening dat vrees voor een software-octrooi niet terecht is. Voorstanders van software-octrooien vertegenwoordigen de mening van hen die zien dat het octrooistelsel onmisbaar is voor een goede technisch-economische ontwikkeling van onze maatschappij. Software heeft daarin in toenemende mate een onmisbare rol. Dat kan niet ontkend worden. Software stuurt niet alleen computers en besturingsapparaten in de industrie, maar ook onze mobiele telefoons, onze digitale zakagenda’s, onze televisies, onze dvd-spelers, onze centrale verwarming, onze auto’s, treinen, vliegtuigen en schepen. Zelfs kogellagers worden tegenwoordig ‘intelligent’. Als de software in onze maatschappij zou komen uit te vallen, zou onze maatschappij zoals wij die kennen geheel tot stilstand komen. Als er geen bescherming hiervoor zou bestaan zou de innovatie op dat terrein wel eens ernstig geschaad kunnen worden.
Het is vooral het middelgrote en grote bedrijfsleven dat de waarde van software-octrooien inziet. Dat komt niet alleen doordat ze voldoende geld voor octrooien hebben. Zij hebben octrooien nodig, omdat zij goederen voor consumenten (en dus in grotere aantallen) produceren en niet willen dat anderen er met hun innovaties vandoor gaan. Wil de it-markt in Europa die is gericht op het ontwikkelen van dergelijke consumentengoederen (die nu overigens in Europa niet zeer sterk is ontwikkeld) niet met lege handen komen te staan, dan moet er een gedegen octrooibescherming mogelijk blijven.
Makkelijke prooi
Het afschaffen van octrooibescherming op software in Europa, maakt het een makkelijke prooi voor de grote multinationals van buiten Europa, zoals Microsoft, IBM, Sun Microsystems, Cisco, maar ook van de snel opkomende economieën in bijvoorbeeld India en China. Bedrijven van buiten Europa zullen hun software-producten dan ongehinderd door octrooien in Europa kunnen verkopen. Resultaten van Europese it-onderzoeksgelden kunnen door iedereen straffeloos worden nagemaakt. En dat terwijl de tendens in de wereld is om steeds ruimhartiger octrooi op software-uitvindingen te verlenen. Zo is software onder omstandigheden goed te octrooieren in landen als Japan, Korea, Australië, Canada en de Verenigde Staten. Maar ook in China is dat momenteel goed mogelijk en India zal zeer binnenkort volgen.
Het wegstemmen van een software-octrooi in Europa of slechts in een zeer zwakke mate mogelijk maken, zou een historische blunder voor Europa zijn. it-bedrijven van buiten Europa zouden lachen in hun vuistje: immers in Europa kunnen ze dan altijd ongestraft software-functionaliteit kopiëren, terwijl hun eigen thuismarkten goed door een octrooistelsel beschermd zijn. Wil de it-sector in Europa zich echt kunnen ontwikkelen, dan kan het niet zonder een software-octrooi. Nederlandse parlementariërs zouden dus massaal voor de software-richtlijn moeten stemmen.< BR>
Dr. ir. Hans Hutter, Nederlands en Europees octrooigemachtigde bij het Nederlandsch Octrooibureau
Als je kijkt hoe in de VS op dit moment de ene na de andere rechtszaak wordt aangespannen, snap je dat het niet goed is om deze situatie in de EU te herhalen. Software patenten zijn fout omdat ze alleen vastgelegd kunnen worden door mensen met veel geld. Kortom: geld bepaald of jij ergens patent op kunt aanvragen. Open Source software is prima ontwikkeld zonder enige behoefte aan patenten. Dus het kan prima.
Een patent op software is hetzelfde als een patent op wiskundige formules. Niemand hoeft Pythagoras te betalen voor zijn stelling. Bovendien zijn er meer software patenten door buitenlandse bedrijven vastgelegd dan door Europese. Als software-patenten toegelaten worden is Europa dus in het nadeel. Niet doen!
Patenten zijn goed voor het geld maar niet voor de innovatie. Dankzij een patent op de windmolen en de weigering van de (in het geld zwemmende) eigenaar om een licentie te geven aan een (arme) timmerman heeft Nederland een achterstand van 50 jaar opgelopen. Pas toen het patent afliep waren we in Nederland in staat om de nu beroemde zaagmolens te bouwen en dat was de jumpstart voor het bouwen van de grote VOC schepen. Denk je eens in hoe de wereld eruit had gezien als we 50 jaar eerder de grote schepen hadden kunnen bouwen, in een veel kortere bouwtijd. Helaas, 50 jaar later waren ook andere landen in staat snel(ler)de grote schepen te bouwen en hadden we geen noemenswaardig voordeel kunnen halen uit de Nederlandse innovatieve kracht.
Het is een gotspe dat het uitblijven van octrooi op software slecht zou zijn voor de EU economie en Europese bedrijven. het zou tot gevolg hebben dat software in Europa veel goedkoper op de markt komt dan elders, en daardoor uiteraard meer wordt gebruikt. In de landen die nog wel octrooi op software verlenen, zouden de Europese bedrijven zich op dat octrooi kunnen beroepen, zodat ze daar dezelfde voordelen hebben als de buitenlandse bedrijven in hun thuislanden.