De vakbond CNV maakt zich ongerust over de toekomstmogelijkheden van websitebouwers. Voor ontslagen web-ict’ers is er nauwelijks ander werk, lijkt het. De sector zelf is minder negatief. De gekte is voorbij, de webontwikkelaars kunnen nu echt aan het werk.
Maurice Limmen, onderhandelaar bij de dienstenbond CNV, inventariseert voor een internetbedrijf waarvan hij de naam niet wil noemen de alternatieven voor medewerkers voor wie er geen werk meer is. Volgens Limmen is de vraag naar sitebouwers (degenen die sites ontwerpen en onderhouden) sterk afgenomen: "De medewerkers die eruit moeten bij internetbedrijven komen niet goed meer aan de bak."
"Bedrijven hebben de budgetten voor websites flink teruggeschroefd. Als dat je werkterrein is, heb je nu een probleem." De vakbondsman vertelt dat de automatiseerders die bij hem aankloppen soms verbijsterd zijn. Enkele jaren geleden specialiseerden zij zich nog vanuit een brede achtergrond in het maken van webapplicaties, nu lijkt er voor hen geen perspectief meer te zijn.
Hobbyisme
Limmen hoopt dat hij voor de meeste sitebouwers van het bedrijf andere taken kan regelen. Een moeilijkheid daarbij is dat veel websitebouwers de ontwikkelingen buiten hun eigen specialistische werkgebied niet gevolgd hebben, zo merkt hij.
Mark Klamer, werkzaam bij het Twinning-centrum in Amsterdam, is het niet met de vakbond eens. "De angst van de CNV is ongegrond. Er zijn nog voldoende bedrijven op zoek naar dergelijke ict’ers; er zijn er weinig met niets om handen." Hij denkt dat de minder ervaren automatiseerders het zwaar hebben: "Met alleen verstand van html ben je geen webontwikkelaar. Een aantal ontwikkelaars is bang, doordat ze niet het werk krijgen dat ze gewend zijn."
Volgens Klamer zijn de meeste internetbedrijven blij dat de gekte over is en dat ze ‘normaal’ kunnen werken: "De jaren van hobbyisme zijn voorbij. Je komt er nu niet met alleen een mooie website; functionaliteit telt mee."
Ook directeur Frank Mekkelholt van internetbedrijf Framfab (in Nederland negentig arbeidsplaatsen), denkt dat het niet zo’n vaart loopt. Hij merkt dat bedrijven alleen weer opdrachten uitzetten. Net als Klamer denkt hij dat de minder ervaren internet-ict’ers moeite hebben nieuw werk te vinden: "Iedereen zoekt nog steeds programmeurs met kennis van meer dan één enkele taal, die leiding kan geven en kan werken in een team."
Kannibaliseren
Michiel Lennaars, beleidsmaker bij de Internetsociety (Isoc), bevestigt eerst het sombere beeld dat de vakbond schetst. Het ontbreekt de internetsector aan standaardcontracten of een collectieve arbeidsovereenkomst. Dat breekt de werknemers nu op, denkt hij.
Bedrijven werkten met contracten die het mogelijk maken de ict’ers zonder omhaal op straat te zetten. Bovendien investeerden ze niet in scholing, waardoor hun medewerkers niet anders inzetbaar zijn. "De jonge it’ers wilden aan de slag. Die onderhandelden niet over de arbeidsvoorwaarden."
Deze internetbedrijven kanabaliseerden hun werknemers, zegt hij. "Het was doodnormaal om drie weken achter elkaar door te werken. Zodra de site was opgeleverd, was er weer een nieuwe deadline."
Toch denkt ook Lennaars niet dat de behoefte aan internettoepassingen is afgenomen. Internet is voor communicatie onmisbaar geworden: "Een woningbouwstichting die haar leden de keus geeft tussen e-mailen of gratis bellen, wordt overspoeld met e-mails. Bellen doet nog geen 10 procent." Voor internet-ict’ers is nog voldoende werk te vinden, stelt hij.