Het kabinetsvoornemen om de (tijdelijke) inhuur van extern personeel bij de overheid fors te verminderen, is gedoemd om te falen. Meer dan negentig procent van de interim managers denkt dat het de overheid niet gaat lukken om deze besparing te realiseren. Zo blijkt uit het ‘Interim Index’-onderzoek dat Schaekel & Partners dit kwartaal heeft gehouden. Dit bureau, voortgekomen uit Atos Interim Management, houdt zich bezig met de invulling van management- en directieposities in ict en bedrijfsvoering.
In plaats van op de rem te trappen, gaat de grootscheepse inhuur bij het Rijk van it-projectleiders, programma- en functioneel managers en ander management op interim-basis onverminderd door. Dit maakt het uiterst onwaarschijnlijk dat de uitgaven aan externe inhuur rijksbreed worden verlaagd tot de zogenaamde Roemer-norm. Die norm wil dat de externe inhuur bij de overheid maximaal tien procent bedraagt. Ook in het verleden mislukten pogingen van het kabinet hierop te bezuinigen.
Ing. Piet Hein de Sonnaville, partner bij Schaekel, noemt ook de lange duur van de opdrachten bij de overheid opmerkelijk. ‘Nog steeds is deze een van de hoogste van alle markten. Maar liefst gemiddeld zestien maanden. Als er iets is, dat snel een kostenbesparing realiseert, is het wel deze doorlooptijd. Bijkomend zijn de uren per week. Gemiddeld is deze inzet vier dagen per week. Ook hier nog geen spoor van minder inzet in de overheidsmarkt’, aldus De Sonnaville.
Het gemiddeld gemeten uurtarief van de totale responsgroep bedraagt 136 euro (ex btw). Dit betekent een stijging van zeven euro per uur vergeleken met een jaar eerder. In alle sectoren is het uurtarief gestegen. De meerderheid van de respondenten (57%) verwacht dat de tarieven nagenoeg gelijk blijven. Een krappe veertig procent verwacht dat de tarieven gaan stijgen; vier procent ziet een tariefdaling. Alleen in de zorgsector geeft de meerderheid (52%) van de respondenten aan een tariefstijging te verwachten.
Over de hele linie loopt de markt voor interim management iets terug. De Sonnaville ziet dat als een kleine correctie in de markt. De verwachtingen over de vraag zijn overwegend positief noch overwegend negatief. In de voorgaande onderzoeken was de vraagverwachting overwegend positief. De wachttijd tussen twee opdrachten neemt toe. Ten tijde van het onderzoek was tachtig procent aan de slag. Een paar jaar geleden was dat 86 procent.