De Russen willen graag samenwerken met het Westen. Ook op ICT-gebied. Daarom heeft een aantal softwarebedrijven rond Sint Petersburg zich in een consortium verenigd in een poging programmeerwerk uit het Westen te krijgen. Casper Blom verhaalt over het noeste werken van dit consortium dat zich samen met de lokale overheden inspant om een Silicon Valley in het hoge noorden van Rusland te stichten.
Rusland heeft de afgelopen decennia een gedegen reputatie opgebouwd op het gebied van programmeren. Russische studenten laten de teams van Amerikaanse elite universiteiten, zoals Harvard, Berkeley en MIT, ver achter zich. Dit succes is onder andere te danken aan de inspanningen van een instituut in Sint-Petersburg. Het instituut kan door zijn naamsbekendheid rekenen op de belangstelling en ondersteuning van niet alleen enkele ICT-giganten, maar ook de Europese Unie. De offshore IT industrie profiteerde mee van die reputatie. Na een gestage groei in de laatste tien jaar, met een omzet van zo’n 550 miljoen dollar in 1999, is deze branche bezig zich professioneler te organiseren en de markt uit te breiden. Verschillende bedrijven hebben zich verenigd in een consortium. Door te gaan werken volgens bekende kwaliteitscriteria moet het gemakkelijker worden voor westerse bedrijven om opdrachten aan het consortium te geven. Een veelvoud van maatregelen moet ertoe leiden dat Sint Petersburg het Silicon Valley van Rusland wordt.
Bij de top
Wie de laatste jaren de uitslagen van de ACM International Collegiate Programming Contest heeft gevolgd, zal opgemerkt hebben dat de Russen zich steevast bij de top plaatsten. In het bijzonder onderscheiden zich twee universiteiten in Sint-Petersburg. Beide universiteiten werken overigens samen in de voorbereidingen van die programmeerolympiades. Eén van die universiteiten is het Instituut voor Fijne Mechanica en Optica (IFMO). Deze meer dan honderd jaar oude technische universiteit werd ten tijde van het communisme officieel niet tot de absolute top instituten gerekend. In de praktijk kwamen veel getalenteerde studenten op het IFMO terecht die ofwel vanwege de politieke overtuiging van familieleden ofwel om religieuze redenen op een officiële topuniverstiteit een plaats was geweigerd. Het was dan weliswaar geen universiteit die Nobelprijswinnaars opleverde, maar wel een bekend instituut. Ook de schrijver John Le Carré heeft bijgedragen aan de naamsbekendheid door in zijn roman ‘The Spy who came in from the Cold’ het IFMO te beschrijven.
De goede resultaten op de internationale programmeerwedstrijden komen niet zo maar uit de lucht vallen. Het is een gevolg van jarenlange selectie van de beste studenten uit Rusland en van goed onderwijs door de betere professoren.
Programmeerwedstrijden
De leerstoel van computertechnologie van het IFMO spant zich al meer dan tien jaar in om de intellectuele crème de la crème in Rusland te werven. Aan het einde van het Gorbatsjov tijdperk is men begonnen om een tweede niveau van competentie in het onderwijs in te voeren. De betere studenten werden in aparte klasjes verzameld en kregen onderwijs van tophoogleraren. Dit initiatief kwam onder andere van de rector Vladimir Vasiljev. Dit initiatief werd nodig geacht omdat veel jongemannen zich inschrijven aan een onderwijsinstituut in Rusland om militaire dienst te vermijden. Hoe sterk die reden meespeelde bij de motivatie van de studenten kan men afleiden uit het feit dat aan het eind van de jaren tachtiger, begin jaren negentig er zo’n zesduizend doden per jaar vielen in het leger in gebieden waar geen conflicten waren. Deze groep van studenten drukte het algemene niveau van het onderwijs.
Professor Vladimir Parfenov stuurt elk jaar de winnaars van de nationale programmeerwedstrijden over heel Rusland een uitnodiging om bij het IFMO verder te studeren. Veel overredingskracht is dan niet meer nodig. Hijzelf, rector Vladimir Vasiljev en het IFMO zijn bekende begrippen in Rusland. De afhankelijkheid is overigens wederzijds. De studenten krijgen goed onderwijs en profiteren van de contacten die het IFMO heeft, maar omgekeerd heeft het IFMO ook deze begaafde studenten nodig.
Gezamenlijke inspanning
De bekendheid van het IFMO is het resultaat van een gezamenlijk geleverde inspanning en levert wederzijds voordeel op. Het instituut helpt bedrijven de beste studenten te werven voor een geldelijke vergoeding en financiert op deze manier zijn onderwijs. Professor Parfenov beklaagt zich erover dat een docent op een middelbare school meer verdient dan een docent op een universiteit. Weliswaar zijn de Russische middelbare scholen bekend om hun uitstekende kwaliteit., maar wanneer een secretaresse 100 dollar per maand verdient en een universitair docent 33 dollar van de staat krijgt, dan valt te begrijpen dat extra gelden nodig zijn om goede krachten aan te trekken en te behouden. Zeker als je weet dat men minimaal 200 dollar per maand nodig heeft om te kunnen overleven. De bedrijven ondersteunen het onderwijs ook buiten deze wervingsacties om en leveren ervaren docenten voor de practica. Professor Parfenov heeft op het moment geen problemen met de hardware. Dankzij goede contacten met Sun Microsystems en een donatie van de Europese Unie kunnen ze voorlopig weer vooruit.
Bedrijven moeten er overigens vroeg bij zijn om de beste studenten voor zich te winnen. Aan het einde van het vierde jaar zijn de meeste studenten al ‘vergeven’. In hun vijfde en zesde jaar is het onderwijs zo georganiseerd dat de studenten overdag werken voor bedrijven en ’s avonds het onderwijs volgen. De salarissen die ze dan verdienen liggen tussen 300 en 500 dollar netto.
Typisch voor het onderwijs is dat er relatief veel wiskunde gedoceerd wordt. Als een bedrijf meerdere studenten afneemt, is zelfs maatwerk in het onderwijsprogramma mogelijk.
Salarisschalen
De netto salarisschalen in Rusland zien er als volgt uit: 300 dollar voor startende programmeurs, 600 dollar voor een leider van een team van vier man, 1100 dollar voor een projectleider met vijf tot zes teams en 2000 dollar voor de top-IT’ers. Bij dergelijke honoraria zou je verwachten dat het Duitse initiatief onlangs om massaal IT’ers uit Oost-Europa te werven, tot een ware uittocht zou leiden. In de praktijk viel het allemaal reuze mee. De beste programmeurs hebben al werk. In Rusland zijn de huren bijzonder laag en de kosten voor levensonderhoud zo’n vijftig tot negentig procent beneden het niveau van dat in het westen. Daar komt bij dat men in Rusland jong trouwt en ook de partner wil werken. De belofte van Duitsland dat de partners ook een werkvergunning krijgen, geeft, gezien de hoge werkeloosheid in Duitsland geen garantie op werk. De meeste Russen houden niet van de gesloten cultuur in Duitsland en gaan liever naar de Verenigde Staten.
De reputatie die het IFMO op dit moment geniet, is geen waarborg voor het behoud van deze toppositie. Nieuwe ontwikkelingen vragen om nieuwe expertises. Het IFMO zoekt dan ook naar mogelijkheden om studenten de kennis en vaardigheden bij te brengen op het gebied van e-handel en multimedia. In Rusland zijn deze vaardigheden nog schaarser dan in het Westen. Om deze reden probeert het IFMO ook partners in Europa en de Verenigde Staten te vinden die hun sporen verdiend hebben.
Op het gebied van multimedia is er al een commerciële organisatie gevonden. Deze heeft samen met het IFMO een Informatica Academie opgericht. Men is nu op zoek naar onderwijspartners die een gedeelte van het onderwijs willen verzorgen.
Onbehagen
Zaken doen in Rusland roept bij menig manager in Nederland wat onbehagen op. Vertrouwen is heel belangrijk bij het sluiten van overeenkomsten en contracten. Dat geldt ook in de offshore programmeerbranche. Er zijn tal van bedrijven in Rusland die al vele jaren in deze sector actief zijn en dus al goede referenties hebben. Om het vertrouwen van westerse klanten verder te vergroten hebben verschillende softwarebedrijven in Sint Petersburg zich verenigd in een consortium. Dit consortium wordt actief ondersteund door de gemeente. Dat komt de stabiliteit van het consortium ten goede. Fort-Ross (http://www.fort-ross.ru), zoals het consortium heet, is in november van 1999 officieel geregistreerd. Op dit moment zijn er veertien bedrijven met in totaal vijftienhonderd ontwikkelaars bij het consortium aangesloten. Het samenbundelen van krachten heeft niet alleen tot gevolg dat er efficiënter en beter met de beschikbare ‘resources’ wordt omgesprongen. Valentin Makarov, president van Fort-Ross, zegt dat men nu de middelen heeft om meer gestructureerd te gaan werken en de markt efficiënter te bedienen.
Om bekendheid te krijgen bij potentiële klanten en het vertrouwen in Russische softwarebedrijven te verbeteren, volgt men een veelsporen strategie. Fort-Ross wil niet alleen geld verdienen, maar ook de reputatie opbouwen van een hightech softwarepartner. Na verschillende evaluaties en inspecties van een aantal buitenlandse instanties, wil men nu ISO 9000- en cmm-standaarden invoeren om de kwaliteit te verhogen. Dit komt de communicatie met buitenlandse klanten ten goede, meent Makarov. Daarnaast wordt de infrastructuur aangepakt. Om de kennis en expertise van de werknemers uit te breiden zijn er incubators geschapen. Verder zijn er contacten gelegd met een Zweeds onderzoekscentrum op het gebied van robotica en cybernetica. Samen met deze onderzoeksinstelling hoopt men nieuwe IT-incubators op te richten. In Duitsland heeft Fort-Ross zich aangesloten bij de Bitkom, een vereniging van softwareontwikkelaars en telecombedrijven. In Hong Kong hoopt men zich bij een zelfde soort associatie te kunnen aansluiten.
Complexe projecten
Al deze inspanningen hebben natuurlijk voornamelijk zin als ze bijdragen tot een flinke groei. De groei die Fort-Ross als consortium wil realiseren, vraagt meer geld dan er op dit moment binnenstroomt. Men probeert extra kapitaal te vinden voor deze expansie. Tenslotte wil men toch een Silicon Valley in Sint Petersburg oprichten. In de Verenigde Staten en Zweden bereiden vertegenwoordigers van Fort-Ross een aantal joint ventures voor.
De klanten van het consortium komen op dit moment voornamelijk (voor zestig procent) uit de Verenigde Staten. Noord-Europa en Duitsland nemen de rest voor hun rekening. Dit heeft deels te maken met de historische banden die Sint Petersburg heeft met bepaalde landen, deels met de geografische afstanden en verder met de mate van Internetgebruik en de aard van de applicaties die geschreven moeten worden. De marketingcampagnes zijn nu nog voornamelijk op deze landen gericht.
De Russen gaan er prat op dat zij, in vergelijking met India, technisch complexere programma’s en projecten aankunnen. Als verklaring verwijzen zij naar de uitstekende opleidingen en de samenwerking van hogescholen, universiteiten en softwarebedrijven. Ook binnen Rusland is er concurrentie. Er zijn drie centra van intelligentsia: Novosibirsk, Sint Petersburg en Moskou. Volgens Makarov krijgt Moskou misschien meer opdrachten, maar de kwaliteitsopdrachten gaan naar Sint Petersburg. Bovendien zou Moskou meer staatsopdrachten krijgen en minder commercieel werken dan de bedrijven in Sint Petersburg.
Samenwerking
Makarov raakte betrokken bij Fort-Ross toen hij nog gemeenteambtenaar was. Inmiddels heeft hij zijn functie bij de gemeente neergelegd om zich geheel te wijden aan de bundeling van IT-offshorecapaciteit in Sint Petersburg. De banden met de gemeente blijven bestaan. Niet alleen de stad heeft er belang bij dat er een geld- en werkgenererende nijverheid ontstaat. Ook de provincie als geheel profiteert ervan. In dit licht bezien is het niet verwonderlijk dat de lokale overheid actief probeert de IT-industrie te bevorderen. De hieruit voortvloeiende samenwerking tussen Fort-Ross en de gemeente heeft wat meer in zich dan louter het bevorderen van een grotere stabiliteit en een betere garantie naar de klant toe. Er is ook meer regelgeving gekomen. Nu is er in Sint Petersburg al een wetgeving die exporterende bedrijven privileges geeft waarvan ook de softwarebedrijven profiteren. Een ander voorbeeld van de goede band tussen Fort-Ross en de lokale overheid is de Software Outsourcing Summit die volgend voorjaar in Sint Petersburg gehouden gaat worden. De gouverneur van Sint-Petersburg heeft onlangs het startschot gegeven voor dit evenement, waarvoor Fort-Ross het programma samenstelt en de coördinatie verzorgt. Makarov meent dat het goed zou zijn als de beste mensen in Rusland zouden blijven wonen en werken. Het is dan ook een goed teken dat er zich al een paar multinationals in Rusland hebben gevestigd. Hoewel het voor deze bedrijven niet gemakkelijk is om met Russische ondernemingen te concurreren (ze missen de kennis van het land en de Russische flair om zaken te doen), zijn ze succesvol en hebben ze grootse uitbreidingsplannen.
Caspar Blom Freelance Medewerker