Het probleem van de moderne gegevenshuishouding zou op te lossen zijn met het definiëren van ontologieën. Onzin, stelt I. König, daarmee zijn de ‘datawarehouse’-problemen de wereld niet uit. In de dynamiek opgenomen ontologie is loos! We hebben een natuurlijke, organische integraal-oplossing nodig. Wat even wazig klinkt, beaamt hij.
De heren Jonkers en Sanders zeggen in hun artikel ‘Het nieuwe gegevenspakhuis gaat bovengronds’ (Computable, 2 april) met recht dat het probleem van de moderne gegevenshuishouding ligt in de interpretatie van de betekenis van de gegevens. Het definiëren, gebruiken en onderhouden van de metagegevens behorend bij het gegevenspakhuis gebeurt nogal eens beroerd. Soms zo beroerd dat het gegevenspakhuis ons uiteindelijk niet meer verder kan helpen.
Echter, het gestelde probleem wordt niet verholpen door een businessontologie te definiëren. Wat heeft een ontologie immers in zich dat niet wordt gefaciliteerd door het gebruik van metagegevens?
Volgens de schrijvers bestaat het verschil hierin dat wereldbeelden door de ontologie worden gedragen. Gegeven de stelling dat wereldbeelddragers een boel sores oplossen, concluderen zij dat met ontologieën een boel sores is opgelost.
Maar ja, waar komen die ontologieën vandaan? Die zijn net als de metagegevens slechts het resultaat van de samenwerking tussen de business boy en de computer boy (excuses voor de terminologie), en hier, bij deze samenwerking gaat het fout. Of het resultaat van de samenwerking nu ‘metagegevens’ of ‘ontologie’ heet, het blijft een geconcretiseerde mismatch.
Hoe komt dat nou, die incompatibiliteit? Als ze niet direct van elkaar afhankelijk zijn, kunnen ze beide zeer goed zaken doen, maar bij elkaar vormen ze alleen maar een grote put waar veel geld in verdwijnt.
De reden hiervoor is heel simpel. De ‘business boy’ leeft in de grote wereld en weet dat alles slechts marginaal is. Het mag een beetje meer zijn, maar een beetje minder is ook goed. Voor de ‘computer boy’ is niets marginaal, alles moet hoe dan ook in het ja/nee-stramien geduwd worden.
De ‘computer boy’ vertegenwoordigt duidelijk het onnatuurlijke, anorganische standpunt, maar het is een standpunt dat hij zich heeft moeten aanleren toen hij met de rekenmachine leerde werken. De ‘business boy’ vertegenwoordigt het natuurlijke standpunt. Wil de laatste echter van de kracht van de computer gebruik maken, moet hij snel bijdraaien!
Integrale oplossing
Wat we nodig hebben is een natuurlijke, organische integraal-oplossing. Het probleem is opgelost, zo stel ik, als er organische computers of organische programmeermethoden bestaan. Dit klinkt wel heel roze, niet waar? Maar ja het is hetzelfde als stellen dat alles is opgelost met een ontologie.
Het is duidelijk. Het hele verhaal van Sanders en Jonkers valt of staat met het opstellen van een ontologie in plaats van metagegevens. Dan zou je verwachten dat ze duidelijk maken wat het feitelijke (en niet het demagogische) verschil is tussen ontologie en metagegevens, maar helaas.
Verder staan ze ook helemaal niet stil bij de problemen die men zich op de hals haalt met het daadwerkelijk willen definiëren van ontologieën. Voor mij is dit een duidelijk bewijs voor het feit dat men er niet echt over heeft nagedacht, en dat er weer eens zomaar iets is geponeerd.
Waar begin je en waar eindig je als je een ontologie opstelt? Wanneer is het af? Welke vragen probeer je te beantwoorden en welke niet? Behoorlijk duidelijke vragen, die compleet zijn verdwenen ten gunste van de beschrijving van techniekjes die totaal niet relevant zijn.
Voor de meeste implementaties van ontologieën zal gelden dat ze niet meer zijn dan de aloude metagegevens, aangevuld met een synoniemen-, annex homoniemen-bijlage. Het hele idee van ontologie als wereldbeeld klopt dan niet.
Als men verder wil gaan dan enkel die bijlage, en echt wil overgaan tot het definiëren van een wereldbeeld, komt men al snel tot het incorporeren van dynamiek en wordt het zondermeer een zompige boel.
Voor gegevens uit bronsystemen geldt: ze zijn er of ze zijn er niet. Dit is nog betrekkelijk objectief en eenvoudig. Wil men echter ‘iets gaan doen’ met dynamiek, berg je dan maar, want niets is zo subjectief waarneembaar en relatief als dynamiek. Hier lag de daadwerkelijke uitdaging voor de heren, maar helaas…
En bovendien, waarom zou je dat in hemelsnaam doen? Het is niet zo dat door het incorporeren van dynamiek je opeens allerlei dynamisch aangemaakte tabellen wilt gebruiken of iets dergelijks. Eventuele dynamiek opgenomen in de ontologie is daarom loos!
Dus zal een ontologie niet meer zijn dan een setje metagegevens met hooguit een synoniemen- of homoniemen-lijstje. Maar of het daardoor ineens aansluit bij alle partijen? Ik weet het niet…
Drs. I König,
SAS-software consultant
Search And Solve BV,
Hoorn