De ketting in datacommunicatie is net zo sterk als de zwakste schakel. Connectivity is een van de belangrijkste schakels, maar wordt nogal eens veronachtzaamd. Dit is het vijfde deel van een serie blogs over connectivity en enterprise computing. De ontwikkeling van connectivity binnen datacentric computing kent drie maturity fasen, in lijn met it in het algemeen: zelf doen, uitbesteden en als een kant-en-klare service afnemen (cloud).
In mijn vorige blog heb ik uitgelegd dat het voor de meeste bedrijven lastig is om ook voor hun connectivity 5-negen beschikbaarheid te realiseren. Zeker in een internationale omgeving. Ik ga nu verder in op de tweede fase van datacenter computing: uitbesteden.
Het zelf bouwen van connectivity met 99,999 procent beschikbaarheid is een bijna onmogelijke opgave. De combinatie van eigen datacenters en de inzet van commerciële datacenters is op dit moment het meest voorkomend. En dat is ook logisch, de investeringen in energie, beveiliging, koeling et cetera van een datacenter zijn aanzienlijk. Uitbesteden aan partijen die daar hun core business van hebben gemaakt ligt voor de hand.
Booming
De datacenter business is booming. Met name in de regio Amsterdam is er heel veel keuze tussen aanbieders in allerlei soorten en maten, van internationale spelers tot lokale specialisten. Waar moet je op letten? Als het om connectivity gaat is er een scheidslijn te trekken tussen carrier-neutrale providers en zogeheten ‘carrier-hotels’. Carrier-neutrale datacenters verschaffen in het datacenter connecties met alle grote carriers; de carrier-hotels daarentegen worden geëxploiteerd door carriers die uitsluitend connectivity via de eigen infrastructuur bieden. Beide benaderingen hebben voor- en nadelen. Om met de carrier-neutrale datacenters te beginnen: de klant heeft meer vrijheid en flexibiliteit bij de keuze van de geboden oplossingen. Je kunt binnen hetzelfde datacenter van carrier wisselen zonder dat verhuizing naar een andere locatie nodig is. De concurrentie tussen de diverse carriers is hevig, en dat heeft een prijsdrukkend en innovatie verhogend effect. Nadeel is wel dat de klant zelf goed bij de les moet blijven om de ontwikkelingen te volgen.
Carrier-hotels bieden een one-stop-shop aanpak: één aanspreekpunt en één factuur voor zowel datacenter als connectivity. Vaak bieden ze end-to-end connectivity via de eigen infrastructuur, al dan niet door het inzetten van partners. Dat is gemakkelijk. Nadelen zijn er ook: de exploitatie van het datacenter is geen core business voor de carrier. En er is een grote mate van vendor lock-in in de relatie.
Pay-per-use
Een belangrijke trend is het pay-per-use model: de klant betaalt voor de benutte bandbreedte, niet voor de capaciteit. We zien dat dit in de VS doorbreekt. In Europa is het nog niet zover. Carriers uit de wereld van Internet connectivity lopen hierin voorop. De meeste traditionele carriers hebben moeite met het opzetten van billingsystemen. Het is technisch complexe materie. Bovendien is het gemakkelijker – en lucratiever – om te factureren op basis van afgenomen capaciteit in plaats van gebruik. Indien pay-per-use mogelijk is, zie je vaak mengvormen ontstaan: 50 procent van de op piekbelasting gedimensioneerde bandbreedte wordt vast afgenomen, en de rest gefactureerd op basis van daadwerkelijk gebruik. Carriers doen aan overbooking, dus er zit veel lucht in de aangeboden prijzen.
In mijn volgende blogs zal ik ingaan op de laatste fase van maturity: cloud computing. Stay tuned!