De autobiografie van Linus Torvalds vertoont alle kenmerken van een irritant boek. Wat anders dan zelfverheerlijking is het motief voor tweehonderd pagina’s over de uitvinder van het ‘open source’-besturingssysteem Linux? ‘Just for fun, the story of an accidental revolutionary’ begint als een leuke film, afgestemd op de onkritische Amerikaans massa.
De eerste scène brengt ons in de auto (een van de laatste modellen van de Ford Expedition, zwart) van de familie Torvalds. Linus, zijn vrouw Tove, de twee kinderen Patricia en Daniela en de schrijver David Diamond zijn op weg naar Los Angelos voor een bezoek aan de dierentuin en Ikea. Diamond, samen met Linus verantwoordelijk voor het boek, vraagt de computernerd wat hij met de biografie wil overbrengen. Linus: "Nou, ik wil het hebben over de zin van het leven."
Tove: "Linus, heb je eraan gedacht benzine te tanken?"
Linus: "Ik heb een theorie over de zin van het leven. We kunnen in het eerste hoofdstuk uitleggen wat de betekenis van het leven is. Op die manier kunnen we de lezers aan ons binden. Als dat is gelukt en ze hebben het boek gekocht, vullen we de rest met willekeurige onzin."
David: "Dat klinkt goed. Iemand vertelde me eens dat de mensheid worstelt met twee grote onopgeloste vragen. Eén: ‘Wat is de zin van het leven?’ en twee: ‘Wat moet ik met al het kleingeld dat ik op het eind van de dag in mijn broekzak heb?’
De opbouw, de sfeerbeschrijving en de stomme grapjes smaken naar ‘fastfood’. Het tweetal is er gewoon op uit om met enkele gelikte kunstjes gemakkelijk geld te verdienen. Vergelijkbare commerciële overwegingen verklaren dat het helden-epos nauwelijks te koop was in de Verenigde Staten of de Nederlandse vertaling lag al in de schappen. En wat, tenslotte, anders dan heldenverering, brengt het ongeregelde collectief van programmeurs, gebruikers en geïnteresseerde leken ertoe dit boek massaal aan te schaffen?
Omdat het een razend interessant boek is.
Linus is inderdaad zo’n wereldvreemd wezen waar computeraars gewoonlijk voor versleten worden. Hij verkwanselt zijn pubertijd in zijn geblindeerde kinderkamertje in een driekamerflat in Helsinki, commando’s typend op een computer. Het is een Commodore VIC-20. Linus heeft het ding gekregen na het overlijden van zijn opa, Leo Waldemar Tornqvist, professor statistiek aan de universiteit. Het apparaat moet worden aangesloten op de televisie, en het enige wat het doet is het afbeelden van: Ready… "Ik herinner me hoe leuk het was om de sinuswaarde te berekenen van willekeurige getallen."
Wat Linus uitvoert met de Commodore is zijn ouders, gescheiden journalisten, noch zijn jongere zusje duidelijk. Zijn moeder vindt het onderhoudsvrije kind wel makkelijk. "Geef hem wat droge macaroni en je hebt er geen omkijken naar." Zijn vader heeft het te druk met de strijd voor het communisme en zit meer in Moskou dan in Helsinki. Zijn zus, Sara, raakt niet onder de indruk van de computerschermen vol A’s en B’s die Linus haar trots toont. "Het betekende voor mij dat de telefoonlijn weer urenlang bezet was. Op een bepaald moment begonnen er briefkaarten binnen te stromen uit alle hoeken van de wereld. Toen werd het me duidelijk dat Linus iets bedacht had dat door anderen werd gebruikt."
Uitgekeken op de Commodore betaalt Linus in 1987 bijna tweeduizend dollar voor een gloednieuwe Sinclair Ql. De machine is uitgerust met het 32-bits besturingssysteem Q-dos, heeft een 8Mhz 68008 Motorola-processor en beschikt over 128 kbytes geheugen. Linus besluit voor dit apparaat zijn eigen besturingssysteem te schrijven, nadat hij een fout heeft ontdekt in de software die de floppy beheert. Drie jaar later stapt hij over naar het Intel-platform. En voor hij aan de universiteit begint met een cursus programmeren in C, werkt hij zich door het boek ‘Operating Systems: Design and Implementation’. Het is een cursusboek van Andres S. Tanenbaum, hoogleraar informatica aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Het verdere verhaal van de geboorte van het besturingssysteem zal de meeste mensen bekend zijn. Via internet stelt Linus zijn besturingsprogramma gratis beschikbaar. Het wordt eerst door slechts een handvol fanatieke programmeurs gebruikt. In de tweede helft van de jaren negentig breidt de toepassing ervan zich uit als een olievlek. In 2001 is het volgens topman Steven Balmer een bedreiging van de eerste orde voor zijn monopolistische imperium, Microsoft.
De geschiedenis van Linus en zijn besturingssysteem is door Torvalds en Diamond liefdevol neergepend. Ze bieden een lezenswaardige en op zijn tijd ontroerende blik op de beroemde computerfreak. Torvalds heeft weinig te verbergen en laat Diamond naar hartelust porren en roeren in zijn jeugd, familiegeschiedenis en werkzame leven.
Zelf toont hij moed – of is het onbekommerdheid – door links en rechts kritiek te leveren op gemeenplaatsen uit de ‘open source’-gemeenschap. Patenten zijn niet alleen slecht, schrijft hij bijvoorbeeld. En Richard Stallman, de bedenker van de bekendste licentie voor ‘open source’-programma’s, moet niet altijd zo drammen als een Amerikaan.
Gebruikers van Linux zullen uit het boek inspiratie opdoen, voor wanneer ze weer eens worstelen in het woud van ‘command-line’ opties. Degenen die het besturingssysteem niet kennen of, in een veelvoorkomende combinatie hiermee, beschimpen, zullen na het lezen direct hun verdorven systeem omruilen voor dat van Torvalds. Gewoon, omdat het leuk is.
Gijs Hillenius Redacteur
Just for fun, the story of an accidental revolutionary.
Linus Torvalds and David Diamond,
Harper Collins Publishers, New York
ISBN: 0-06-662072-4 (hc)
262 pagina’s , index 2001, prijs 73,99 gulden / 33,58 euro