De computer verandert ons onderwijs wezenlijk. Dit bleek eens te meer op de in het Duitse Freiburg gehouden internationale onderwijstechnologie-conferentie Edmedia ’98. Hier viel voor het eerst waar te nemen dat bij veel presentaties het traditionele op instructie-gerichte onderwijs naar de achtergrond verdwijnt.
In deze meer ’traditionele’ benadering is de computer vooral een transmissie-instrument voor kennisoverdracht dat voor een deel bepaalde taken van de leerkracht overneemt, maar het onderwijs niet wezenlijk verandert. Op een bepaald moment wordt de computer ingezet bij cursussen en lessenseries. De nieuwe zienswijze beschouwt leren daarentegen vooral als een proces waarbij de student door interactie met zijn digitaal verrijkte omgeving zijn eigen kennis construeert in samenhang met zijn reeds aanwezige basiskennis. Belangrijk aspect daarbij is dat de gebruiker leert zijn eigen leerproces te monitoren en te reguleren en de opgedane kennis en vaardigheden ook elders toe te passen. Hij moet als het ware leren te leren.
Drie jaar geleden gingen de keynote-presentaties in het Oostenrijkse Grazz nog over een cursorisch opgezette multimedia-project van de Engelse Open Universiteit en fraaie multimedia cd-roms van het Springer Verlag. Die tijd lijkt definitief voorbij. De technologie staat niet meer in het middelpunt, maar de leeromgeving en daarmee de wijze en methoden van kennisoverdracht, de leerinhoud en het curriculum.
Leerling als mentor
Professor Paul Resta, directeur van het toonaangevende centrum voor Computers and Education aan de Universiteit van Texas in Austin, gaf de eerste resultaten weer van een onderzoek onder scholen in een stedelijk probleemgebied en welvarende suburban-schools in Texas. Resta creëert met zijn team rijke leeromgevingen waarin leerlingen, leraren en scholieren die als mentor functioneren (‘we all know these whizzkids in the school, so use them’) samenwerkend leren en gezamenlijk een kennisdatabank ontwikkelen. Daarbij maken ze gebruik van speciale ‘educatieve’ mailprogramma’s als First Class en Daedalus. Deze programmatuur stelt de leerlingen en docenten in staat voor allerlei vakken een ‘writing cross-platform‘ te ontwikkelen. Gebruikmakend van Teachnet, het eigen educatieve netwerk, wordt rond thema’s informatie opgezocht en uitgewisseld. Een extern evaluatieteam onderzoekt de effecten van dit Spock-project (Student Perception of Knowledge Building).
Status
Deze groep constateerde dat de kwaliteit van de gegevensuitwisseling van leerlingen toeneemt en dat veel docenten na het tweede jaar vinden dat hun rol van leraar die veel aandacht heeft voor klassikale instructie, verschuift naar meer aandacht voor het leerproces. De leerkrachten hadden in het eerste jaar driemaal een eendaagse scholing achter de rug, en on-site assistentie en training in kleine groepen. Ook de mentor-leerlingen kregen een vorm van training. Leerlingen vertonen na een jaar een toenemende mate van samenwerkend vraaggedrag, en ook meer kennisopbouwende activiteiten. Voorts gaven zogenaamde risicoleerlingen uit de inner-city’s die een mentor rol hadden, aan dat hun status bij docenten en leeftijdsgenoten behoorlijk was gestegen. Op deze scholen blijkt ook dat onder alle leerlingen de aspiraties voor hoger vervolgonderwijs is toegenomen.
Vooral docenten die aangaven dat ze door het gebruik van de computer en Internet hun onderwijs anders gingen aanpakken waren succesvol. Dat geldt volgens Paul Resta veel minder voor docenten die gebruikmakend van de nieuwe technologiën op de oude voet verder gingen.
Rode draad
Samenwerkend leren in groepen binnen de klas en in netwerken op Internet vormde ook een rode draad in veel presentaties. Zo ontwikkelde men aan de Universiteit van de staat Iowa een leeromgeving rond natuurkundige concepten uit meteorologie zoals de eigenschappen van warme en koude luchtfronten. Via simulaties en grafische hulpmiddelen worden de concepten geëxploreerd en aanvullende informatie geboden. Door de kennis te koppelen aan feitelijke actuele meteorologische gegevens als temperatuur en windrichting moeten de studenten zelf een weervoorspelling maken.
Deze simulation-tracer registreert het hele proces zodat studenten, wanneer bijvoorbeeld hun weervoorspelling niet uitkomt, kunnen nagaan welke foute beslissingen zij genomen hebben. Leren van je eigen leerproces betekent dat je metacognitieve vaardigheden ontwikkelt die je in staat stellen je eigen leerproces meer te beheersen.
Deze gedeeltelijk gesimuleerde omgevingen stellen de student in staat om authentieke leersituaties te creëren in tegenstelling tot de vaak verzonnen leerboeksituaties. Dat geldt ook voor het gebruik van Mud’s en Moos. Mooses vormen de object georiënteerde variant van de multi-users dungeon (MUD). Deze virtuele werelden op Internet zijn niet onbekend bij avontuurlijke Internet-gebruikers. Een voorbeeld van een educatieve Moos vormt Linguamoo, opgezet door de Universiteit van het Noorse Bergen: De student Duits gaat een vreemd kasteel binnen en kan zich ophouden in diverse vertrekken van eetzaal tot bibliotheek en daar zijn taalvaardigheden bedrijven.
Een andere trend die duidelijk doorzet is de aandacht voor het maken van multimediale producten door leerlingen en studenten. Programmatuur als Hyperstudio maakt het mogelijk, kennis en concepten zelf te verwerken en te presenteren. Het tekstgebaseerde lineair opgezette werkstuk vormt niet meer het vanzelfsprekende sluitstuk van een project, maar ook het non-lineaire op hypertext gebaseerde multimediale werkstuk, wint op de Amerikaanse highschool veld.