In de jongste editie van de wereldwijde top-500 van supercomputers blijft de speciale Blue Gene-machine van IBM koploper. Wel rukken de clusters met reguliere x86-processoren op.
De Blue Gene/L van het Amerikaanse Lawrence Livermore National Laboratory behoudt de eerste plaats die hij sinds de vorige top-500 (november 2004) bekleedt. De super, opgebouwd uit 65.536 aangepaste Power-processoren, is nu twee keer zo groot als tijdens zijn debuut eind vorig jaar. De huidige configuratie haalt een prestatieniveau van 136,8 teraflops (miljard zwevende komma berekeningen per seconde). De uiteindelijke configuratie, die deze herfst opgeleverd moet worden, krijgt meer dan 130 duizend Power-processoren, waarmee zo’n 360 Tflops haalbaar moet zijn.
Een andere uitvoering van de Blue Gene, gesitueerd in IBM’s eigen Thomas J. Watson-laboratorium in Yorktown (New York), is met 91,2 Tflops de wereldwijde nummer twee. IBM heeft met een totaal van 259 machines de meeste noteringen in de ranglijst, gevolgd door HP met 131 systemen. Overigens zijn de IBM-systemen lang niet allemaal Blue Genes; daarvan staan enkele tientallen in de nieuwe top-500 (zie: http://www.top500.org). De op twee na krachtigste Blue Gene-machine is die in Groningen voor het LOFAR-project van het ASTRON. Deze bekleedt met 27,45 Tflops de zesde positie.
Energiezuinig
De Blue Gene-machines gebruiken een speciale variant van IBM’s Power-processor die krachtig en relatief energiezuinig is. Het aandeel van supercomputers met Intel-processoren, waaronder de 64-bit Itanium en de 32-bit Xeon, in de top-500 groeit. Van de vijfhonderd machines in de wereldranglijst hebben 333 exemplaren Intel-chips. In de vorige versie van de lijst waren dat er nog 320.
De huidige nummer drie, zes maanden geleden nog twee, is het Itanium-cluster Columbia, gebouwd door SGI. Die machine van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA haalt 51,87 Tflops. Na de Intel-processoren komen de Power-chips het meest voor; 77 systemen in de lijst gebruiken die IBM-processor. De PA-Risc van HP is derde met 36 supers, gevolgd door AMD’s Opteron met 25 systemen.
De meeste supers staan in de Verenigde Staten: 294. Europa volgt met 114 systemen, waarna Azië komt met 58 systemen. De Japanse Earth Simulator, die tot de eervorige versie van de top-500 de nummer één was, staat nu op de vierde plaats. Die machine van NEC had met 35,86 Tflops een enorme voorsprong op de concurrentie; het prestatieniveau was groter dan dat van de top-10 (minus de Earth Simulator zelf) bij elkaar opgeteld.
Weggevaagd
De vooruitgang in prestatieniveau in de supercomputerwereld is opvallend. De helft van de top-10 van november vorig jaar is nu van die positie verdrongen door nieuwe systemen. De laatste 201 machines van de vorige top-500 zijn weggevaagd. Het instapniveau is nu 1,166 Tflops. Een half jaar geleden was positie vijfhonderd nog haalbaar met 850,6 Gflops. De huidige nummer vijfhonderd zou eind vorig jaar op positie 299 hebben gestaan.
Ter illustratie: de krachtigste super van Canada, het Xeon-cluster Glacier van het Westgrid-onderzoeksinstituut, is voorzien van meer dan zeshonderd extra serverknooppunten en toch gezakt van de 54ste (6,17 Tflops) naar de 83ste plaats (10,28 Teraflops).