AMSTERDAM – Sun Microsystems heeft zijn lang verwachte lijn van middelgrote servers onthuld, die aanvankelijk door het leven ging als ’Serengeti’.
De ’Serengeti’s betekenen volgens analisten een gericht antwoord op de directe concurrenten IBM en Hewlett-Packard, onder andere omdat de nieuwe midrange-systemen van Sun een grote stap voorwaarts betekenen als het gaat om de prijs-/prestatieverhouding.
De ’Serengeti’s’ zijn uitgerust met Sun’s 750 MHz ’Cheetah’ UltraSparc III-processor en krijgen officieel de namen Sunfire 3800, 4800, 4810 en 6800 mee.
Uiteindelijk zullen de Sunfires de bestaande UltraSparc-II 3500, 4500, 5500 en 6500 servers vervangen. Maar Sun heeft benadrukt dat het de komende twee jaar de UltraSparc-II’s blijft produceren en verkopen.
Technologisch gezien vormen de Sunfire-machines een mix van de technologie en architectuur die is toegepast in Sun’s 64-weg ’Starfire’ Enterprise 10000 servers en Sun’s bestaande midrange-serverlijn. Net als de Starfires zijn ook de Sunfires gebaseerd op een vierwegs module dat zowel de processoren als het L2 cache-geheugen bevat, evenals het hoofdgeheugen voor de processoren.
Enkele technische gegevens per midrange-server. De rack-mounted server Sunfire 3800 bevat twee tot acht 750 MHz op een van de twee processormodules, 8 Mb van L2 cache per processor en 2 Gb tot 64 Gb hoofdgeheugen. De tower-server Sunfire 4800 en rack-mounted server 4810 hebben twee tot twaalf processoren op een van de drie processorkaarten, dezelfde 8Mb van L2 cache per chip en 2 Gb tot 96 Gb hoofdgeheugen. De tower-server Sunfire 6800 tenslotte heeft twee tot 24 processoren op een van de vier processor modules, die twee tot 192 Gb hoofdgeheugen aankunnen.
Volgens Sun is een van de belangrijkste eigenschappen van de Sunfire’s dat ze uiteindelijk ook de dynamische verdelings- en hot-swap proceseigenschappen meekrijgen die in de high end Starfire-lijn zijn terug te vinden. Uiteraard benadrukte Sun deze van mainframes afgeleide technologie in de nieuwe Sunfire-lijn, maar het verzuimde daarbij te vermelden dat deze features pas later dit jaar beschikbaar komen.
Marten Dijkstra