'Burgers worden meer en meer een bron van kennis en informatie. Dat noemen we citizen science en dat gaat een grote vlucht nemen, ook binnen het RIVM. Burgers die zelf zaken op het vlak van gezondheid en leefmilieu gaan meten, door middel van een app of sensoren, en die informatie aan ons doorgeven.' Aan het woord is André van der Zande, die ik als hoofdredacteur van GOV magazine heb geïnterviewd.
Op de wand achter het bureau van RIVM-directeur-generaal André van der Zande hangt een foto van hem met groene konijnenoren. Gemaakt tijdens een groot sportevenement voor de medewerkers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). ‘Er is dan ook een prijs voor de leukste outfit en onze chief strategy had bedacht dat wij ons als directie maar als corporate bunny’s moesten verkleden. Dan moet je natuurlijk als baas het goede voorbeeld geven.’ Het gaf veel hilariteit ja, en nee: het heeft zijn geloofwaardigheid niet aangetast. Hij glimlacht: ‘Het RIVM zit in de hoek van wat ik noem de medische hiërarchie. Ik kom uit de ingenieurswereld en die is wat platter.’
Sinds zijn aantreden, 1 januari 2011, als directeur-generaal heeft Van der Zande een cultuuromslag nagestreefd. ‘Er was een cultuur van ieder voor zich en de wetenschap voor ons allen. Ik ben meer van een aanpak waarin de thematiek centraal staat en we samen de zorg- en omgevingsproblemen van de toekomst aan het oplossen zijn. Vandaar ook het credo: De zorg voor morgen begint vandaag.’
Hij wijt de oude cultuur aan de ‘historische ontstaanswijze’ van het 105 jaar oude instituut, dat zijn oorsprong heeft in het Centraal Laboratorium voor de Volksgezondheid in Utrecht. ‘Toen er nog geen riolen waren en geen water uit de kraan, gingen heel veel mensen dood aan gewone infectieziektes. De cholera-epidemie heeft veel steden ertoe gebracht om riolen en waterleidingen aan te leggen en dat heeft die ziektelast enorm omlaag gebracht. Het oude Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening, althans wat daar nog van over is, zit ook bij het RIVM. Drinkwater is overigens nog steeds een verbindend thema, denk aan legionella, resistente pathogenen – dat zijn bacteriën die ongevoelig zijn voor antibiotica – en nieuwe vormen van chemische verontreiniging zoals residuen van verdovende middelen en geneesmiddelen die mensen helaas toch nog steeds door het toilet spoelen.’
‘We zijn vanouds een soort stormkraai. Als er een crisis is, ontstaat er een nieuw centrum. En dat blijft dan meestal bestaan. Het RIVM bestaat uit een enorm complex met veel gebouwen, labjes, verdiepinkjes. Het was echt nodig om daar weer meer coherentie en samenhang in te brengen, zingeving ook. Nu hebben we twaalf centra en de overhead hebben we terug weten te brengen tot 22 procent.’
Innovatieprijsvraag
‘Burgers worden meer en meer een bron van kennis en informatie’, stelt Van der Zande. ‘Dat noemen we ‘citizen science’ en dat gaat een grote vlucht nemen, ook binnen het RIVM. Het leeft sterk bij onze onderzoekers, dat kwam ook naar voren uit een innovatieprijsvraag hier. Tot mijn grote geluk waren er 36 voorstellen ingediend en bijna 40 procent had te maken met de wens van onderzoekers om zich op het pad van die citizen science te begeven. Burgers die zelf dingen gaan meten, door middel van een app of sensoren, en die informatie aan ons doorgeven.’ Een voorbeeld daarvan is het iSPEX project, een consortium van onder meer Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA), de Sterrewacht en de Universiteit Leiden, het KNMI, het Netherlands Institute for Space Research (SRON) en het RIVM waarbij burgers fijnstofmetingen doen met behulp van hun iPhone.
Van der Zande slaat direct een brug naar de Voedselconsumptiepeiling, een alom bekend onderzoek van het RIVM naar onder meer zouten, vetten en koolhydraten in ons voedsel. ‘Bij die 36 prijsvraagvoorstellen zat ook een leuk voorstel om de streepjescodes op producten te gaan benutten hiervoor. Zodat mensen die alleen maar even met hun smartphone of tablet hoeven te scannen om aan te geven dat ze dit gegeten hebben in plaats van dat ze dat in hun dagboekje noteren.’
Het RIVM heeft als kennisinstituut een signaleringsrol, stelt Van der Zande, waarbij steeds meer gebruikt wordt gemaakt van big data, of zoals hij het uitdrukt: ‘Van informatie die we op niet traditionele wijze aftappen’; en dan traditioneel in de zin van enquêtes en diepte-interviews of zoals bij de cohorten (een groep mensen die al jarenlang wordt gevolgd) soms een plukje haar en een beetje bloed.
Van der Zande herinnert zich de tijd dat de roman Silent Spring van Rachel Carson (een Amerikaanse biologe die verontrust was over het gebruik van synthetische chemische insecticiden na de Tweede Wereldoorlog. Met haar boek Silent Spring (1962) wilde zij de bevolking waarschuwen voor de effecten van het misbruik van pesticiden op de volksgezondheid. -red.) de samenleving in hoge mate verontrustte, ‘maar dat is anno nu niet meer het tempo waarin wij nieuwe thematieken signaleren en op de agenda krijgen. Dat gaat tegenwoordig met panels, met analyse van media en social media. Onze signaleringsfunctie, ook voor de publieke doelen die wij dienen en ook naar de ministeries, maakt gebruik van heel andere informatiebronnen dan vroeger. Natuurlijk, als wij dingen signaleren gaan we het daarna bestuderen en dan komen er ook nog steeds publicaties uit voort. We merken dat de samenleving ook veel gedetailleerder is geïnteresseerd. Wij hebben een luchtmeetnet met zestig snuffelpalen door het hele land, maar de mensen willen het voor hun eigen achtertuintje weten. Wat we met iSPEX doen, met inmiddels tienduizend vrijwilligers, kunnen we ook doen voor het meten van ammoniak en straling.’
Er zijn in de appstore voldoende appjes te vinden, maar hoe goed zijn die?
‘Validatie en kwaliteitsborging vind ik onze taak. Dat wij kunnen aangeven welk apparaatje geschikt is en welk meetprotocol je moet volgen. iSPEX werkt alleen onder een bepaalde hoek en met een blauwe lucht, anders zijn de metingen waardeloos. Alle metingen die verkeerd gaan, gooien wij opzij. Dus als je praat over richtlijnen en voorschriften dan verschuift onze rol van een metend naar een validerend instituut. We zullen altijd wat benchmark metingen zelf blijven doen, maar op den duur zou misschien 80 procent van al onze metingen gewoon door de burgers zelf kunnen gebeuren. Milieudefensie, als je bijvoorbeeld denkt aan het meten van geluidshinder of fijnstof van verkeer, is daar heel enthousiast over en ook een aantal bevolkingsgroepen zijn daar heel enthousiast over. Je woont langs die snelweg, dan wil je het weten ook als burger of bestuurder.’
De technologische ontwikkelingen – denk aan sensoren, aan de ‘internet of things’ – gaan die toepassingen binnen afzienbare tijd mogelijk maken, voorziet Van der Zande. Hij wijst op de griepprik. ‘Die is voor mensen ouder dan zestig jaar en voor een aantal specifieke risicogroepen. Die groep van boven de zestig is diffuus. Naarmate je ouder wordt, neemt je weerstand af maar voor de een gebeurt dat vijf jaar eerder en voor de ander tien jaar later. Die differentiatie zou je met citizen science veel meer kunnen aanbrengen. Dan zeggen wij: de mensen die uit een app deze waarde aflezen, die kunnen het prikje gaan halen, want die hebben het nodig. Maar mensen die eigenlijk die prik niet nodig hebben, die hoeven hem dan ook niet te nemen. Zo besparen we kosten en voorkomen we moeilijke discussies.’
‘Uit die innovatieprijsvraag kwam ook het idee voor mijnrivm.nl waar mensen dan een account kunnen nemen. Iemand met copd kan dan alle publicaties over fijnstof volgen, maar ook waarschuwingsmailtjes ontvangen. We geven nu al waarschuwingen af over zonnekracht en uv-straling. We willen kijken of we dat ook per gebied, het ene gebied is het andere niet in Nederland, kunnen differentiëren.’
Open data
Open data – het delen van informatie – is een toekomstperspectief waarover nu al discussie wordt gevoerd, bijvoorbeeld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, stelt Van der Zande. Op initiatief van minister Edith Schippers wordt er gewerkt aan een informatiestelsel voor VWS. ‘Je hebt de wereld van de langdurige zorg, de wereld van de ziekenhuizen, de wereld van de huisartsen. Systemen zijn anders, de logica is anders, de privacy of openbaarheid van gegevens is anders. Dit is een drijvende kracht om orde op zaken te stellen.’
Van der Zande is er ook een voorstander van dat burgers en bedrijven zelf toegang krijgen tot hun data, waarbij hij ten aanzien van privacy wetgeving wel een onderscheid maakt tussen milieu en gezondheidszorg. Maar hij noemt als voorbeeld het Rijksvaccinatieprogramma: ‘Eigenlijk is het van de zotte dat een burger niet bij z’n eigen dossier kan. Dat als je iets wilt weten over het prikje dat je hebt gehad, dat je dan naar je groene kaartje moet gaan zoeken. Dat is iedereen natuurlijk kwijt! Dus dan moet je naar het consultatiebureau of naar de huisarts en die moeten dan bij ons inloggen.’
‘Bij open data gaat het niet alleen over de ‘B’ van beschikbaarheid, maar ook over bruikbaarheid en bestendigheid. Beschikbaarheid is leuk, maar je hebt niks aan een bak data. De burger niet, een bedrijf niet en een bestuurder niet. Bruikbaarheid impliceert dat die data transformeren naar kennis. Je ziet op dit moment heel veel apps ontstaan, en portals, en die draaien allemaal aan die schroef van bruikbaarheid, want die data moeten worden bewerkt tot informatie en kennis.’
RIVM als ’trusted advisor’
Het RIVM, ressorterend onder het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), positioneert zich tegenwoordig als een ‘trusted advisor’ waarbij de burger steeds meer een actieve rol speelt. Iedere vier jaar rapporteert het RIVM over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. In juni 2014 verscheen de zesde editie van deze ‘Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV)’. De inzichten uit de VTV vormen een aanbeveling voor de landelijke nota volksgezondheid van het kerndepartement, maar ook voor GGD’s, patiëntenorganisaties, gemeenten en andere stakeholders.