De ICT-technologie gaat zo snel, dat veel mensen hun kennis en vaardigheden permanent moeten bijspijkeren. Het aardige van de ontwikkelingen is echter ook, dat diezelfde technologie ons weer instrumenten in handen geeft om voor dat oude probleem nieuwe oplossingen te vinden.
We zien allerlei varianten van elektronisch leren verschijnen, soms in de vorm van corporate academies: interne faciliteiten die een scala aan diensten aanbieden aan de medewerkers van een bedrijf. Deze diensten zijn gericht op het vergroten van de kennis en vaardigheden, en onparlementair uitgedrukt, op zowel groot als op klein onderhoud. Denk aan het maken van een persoonlijke sterkte/zwakte-analyse, een aanbod van cursusmodules, het faciliteren van virtuele gemeenschappen van professionele lotgenoten tot en met online coachen. Meestal gaat het initiatief uit van een bepaald bedrijf, en vindt het e-leren plaats binnen gesloten netwerken. Inmiddels zijn er echter ook initiatieven om dit soort faciliteiten te delen en andere bedrijven toegang te geven tot de eigen academie. Zo ontstaan er netwerken van bedrijven die samen leren. In Nederland zijn daarvan interessante voorbeelden ontstaan, vaak bottom up. Niet op basis van gewichtige beleidsbeslissingen aan de top, maar gewoon omdat mensen uit de praktijk er brood in zien. Een betere garantie voor continuïteit is er bijna niet, zou je zeggen, redenerend vanuit de principes van de netwerkeconomie.
Het zal duidelijk zijn dat bedrijven die relatief gemakkelijk naar technologie grijpen en een relatief grote onderhoudsbehoefte hebben (of genereren), voorop lopen in deze ontwikkeling. Ik verklap geen geheimen als ik de namen van IBM, Microsoft en Cisco noem in dit kader. Maar ook onze grote systeemhuizen, de telecomsector en de banken laten zich niet onbetuigd.
Goeroes op het gebied van elektronisch leren voorspellen een grote vlucht voor deze corporate academies.
Des te interessanter is het initiatief voor het oprichten van een ICT Netwerk Academie (http://www.ICT-Netwerkacademie.nl), voortgekomen uit de werkgroep Risseeuw. Die constateerde dat het tekort aan ICT-competenties zich niet beperkt tot de ICT-sector zelf, maar dat ook andere sectoren in toenemende mate over ICT-competenties moeten beschikken. Samen met de ook in de werkgroep aanwezige kennisinfrastructuur is toen een schets gemaakt voor een ICT-Netwerk Academie. Initiator professor Frans van Vught bleek graag bereid het voortouw te nemen voor een project op nationaal niveau. Inmiddels is het project alweer een aantal maanden verder, en beginnen de contouren van die ICT NA steeds helderder te worden. Het zal gaan om een portaal, dat bedrijven en individuen toegang biedt tot een scala aan gekwalificeerde aanbieders. Die zijn niet alleen afkomstig uit de traditionele kennisinfrastructuur, maar ook uit de corporate academies waar immers ook al veel beschikbaar is, uit de wereld van de educatieve uitgevers en uiteraard uit die van de particuliere opleiders.
Het leuke van het initiatief is, dat vraag en aanbod zo evenwichtig in de projectgroep vertegenwoordigd zijn. Ook de keuze voor een portaal en niet voor inhoud biedt veel mogelijkheden voor dynamiek.
Wat moet er nu eigenlijk nog gebeuren om van dit idee een succes te maken?
In de eerste plaats moeten we niet de fout maken om te denken dat alles online kan. Integendeel. Maar dan moeten er dus analysekaders komen waaruit we kunnen afleiden wat wel en wat juist niet met onderwijs op afstand kan, wat je in je eentje kunt leren, en waarvoor juist interactie nodig is. Ook moet duidelijk worden voor welke zaken het uitwisselen van ervaring beter is dan instructie.
Het vereist kortom een aangepaste didactiek die ons helpt om alle beschikbare middelen effectief te gebruiken en die het mogelijk maakt de instructievorm aan te bieden, passend bij de persoonlijke leerstijl. Dat is werk voor onderwijs-en instructietechnologen.
Uiteraard zal er dan ook heel wat bestaand materiaal omgewerkt moeten worden vanuit die nieuwe principes. Virtualiseren heet dat in het jargon. Daar moet natuurlijk wel capaciteit voor zijn.
En hoe bewaak je vervolgens de kwaliteit van de geboden waar? Dat kan door het aanbod te accrediteren, zoals nu in het HBO- en universitair onderwijs gebruikelijk is. Het kan ook door het accrediteren van het individu, na het volgen van een module, middels een praktijktest. Mengvormen zijn ook denkbaar. Eén ding is zeker: een diploma hebben is niet meer voldoende, kennis zal op peil gehouden moeten worden. Accreditaties zullen dus ook kunnen verlopen.
Hoe onderken je de behoefte en hoe match je die met het aanbod? We zullen een taal moeten hebben waarmee een medewerker zijn persoonlijk portfolio aan competenties kan beschrijven en waarin de cursusaanbieders de inhoud van hun cursus of module kunnen omschrijven. Misschien zijn de nieuwe Europese ‘Helsinki’-voorstellen (http://www.career-space.com) een stap in de goede richting?
Als we echt gaan wisselen tussen bedrijven en andere aanbieders, zullen we ook tot technische standaarden moeten komen voor leeromgevingen. Dat is niet de gemakkelijkste kant van al deze plannen, maar wel een heel belangrijke. Misschien zijn we in Nederland niet eens vrij in het kiezen of ontwikkelen van die standaard, want we willen toch ook materiaal van buiten onze landsgrenzen kunnen inzetten, en uiteindelijk dergelijke kennisinfrastructuur internationaal kunnen exploiteren. Moet de voertaal dus Engels zijn?
Zoals te doen gebruikelijk is het niet moeilijk om te bedenken wat er allemaal nog aan werk verzet moet worden. Een rijstebrijberg eet je hapje voor hapje, en niet in een keer. We moesten maar eens beginnen met vast te stellen dat we die rijstebrijberg te lijf gaan, en dat we een nieuwe en snelle impuls gaan geven aan de mogelijkheden om ICT-competenties te verwerven in de Digitale Delta. Laten we gewoon een basis leggen en beginnen, en al werkend de horden van de stugge praktijk nemen. En foutjes durven maken en gewoon verder gaan. Dat zijn immers ook de regels van de nieuwe economie.
Trude Maas is werkzaam bij Hay Nederland en daar verantwoordelijk voor de sector ICT-dienstverlening. Ze is commissaris bij ABN/Amro en voormalig senator voor de PvdA.