Onlangs was ik bij een congres over de toekomst van het ict-onderzoek in Nederland. Zoals te verwachten was er weer de roep om grotere 'centers of excellence', waarin de knapste koppen bij elkaar zitten om nog betere wetenschap te bedrijven.
Maar hoeveel nut heeft het bundelen van excellente competenties? Mijn buurman op het congres schudde het hoofd. Deze roep had hij al zo vaak gehoord, en hij had er nog weinig van zien komen.
In de jaren dertig bijvoorbeeld, was het ‘Institute for Advanced Studies' in Princeton de verblijfplaats van grote denkers als Albert Einstein. Ook John von Neumann (een van de geestelijke vaders van de moderne computer) werkte er. Een grootser voorbeeld van een center of excellence ken ik niet. Veel oorspronkelijk werk is er echter niet uitgekomen. De meeste mensen die er kwamen werken hadden hun belangrijkste bijdrage al eerder geleverd.
Mijn buurman verzuchtte voor de grap dat er niet nog meer centers of excellence moesten komen, maar juist meer centers of ignorance. Even keek ik hem verbaasd aan, maar toen zag ik het licht. Natuurlijk, hij had gelijk. Er is behoefte aan kwalitatief hoogwaardige onwetendheid. Hoe hadden we ooit kunnen denken dat het hebben van antwoorden op alle vragen leidt tot meer innovatie? We hebben niet meer antwoorden nodig, maar betere vragen.
Wie is er in de wetenschap het beroemdst? Niet degene die het laatste artikel schrijft over een onderwerp. De beroemdste wetenschappers zijn degene die het eerste artikel over een onderwerp schrijven. Dat eerste artikel roept de vragen op die de volgende artikelen gaan beantwoorden. Het laatste artikel wordt niet meer geciteerd, en de schrijver ervan bouwt dus ook geen reputatie op.
Zo is het in de ict ook. De innovatie komt van hen die zich afvragen hoe we bijvoorbeeld de komende tien jaar beveiliging en privacy gaan doen, niet van de mensen die de oplossingen van tien of twintig jaar geleden kennen.
Wat was uw vraag ook al weer?
Hoe heet die ziekte ook alweer dat je alles vergeet?