Tegen 2030 is alles en iedereen met het internet verbonden. Waar moet dit ‘internetnetwerk’ aan voldoen? Wat betekent de enorme hoeveelheid gegevens die we straks met zijn allen genereren voor de datacenters van de toekomst? En hoe zit het met de toepassingen die we gebruiken?
Eén ding is duidelijk: tegen 2030 zal het internetgebruik net zo gewoon zijn als ademen. Het gebruik zal gigantisch zijn gestegen en dat geldt eveneens voor de basiscapaciteit van het onderliggende netwerk. De vraag is natuurlijk over wat voor netwerk we het hebben: communiceren we straks volledig draadloos en zijn vaste verbindingen overbodig? Het antwoord is nee. Ook in 2030 gebruiken we nog een combinatie van de twee, simpelweg omdat niet alles draadloos kan. Zo zijn er supersnelle vaste lijnen nodig om data in een oogwenk van de ene zendmast naar de andere te sturen.
Altijd signaal
Wat we zullen krijgen, is een glasvezelnetwerk waar heel veel antennes op zijn ‘geprikt’. Op sommige plaatsen zal de dichtheid van die antennes heel hoog zijn, bijvoorbeeld langs onze snelwegen. Bij een toepassing zoals zelfrijdende auto’s mag het signaal immers geen moment uitvallen: het netwerk moet 100 procent betrouwbaar zijn. Het creëren van zo’n onfeilbaar netwerk is geen geringe uitdaging voor de telecomsector.
Glasvezel zal ook de basis vormen voor mobiele communicatie via een nieuw soort netwerken. Daarbij leggen zelfstandige zenders automatisch onderling verbindingen, waarover we rechtstreeks met elkaar communiceren zonder dat er een zendmast aan te pas komt. Dit sluit aan bij de maatschappelijke trend om steeds meer dingen lokaal te doen.
Enorme snelheidswinst
Ook als het gaat om bandbreedte is glasvezel de technologie van de toekomst: daar is nog enorm veel winst te boeken. Op dit moment wordt er in het lab gewerkt aan ‘hollow fiber’, waarover we nog meer data nog veel sneller kunnen transporteren. De grootste winst zit echter niet eens in de vezels, maar in de apparatuur waarmee we die belichten. Nu heb je al 108 kanalen van 10 Gb/s via één glasvezel ter beschikking. Om het concreet te maken: het is mogelijk om twee weken aan non-stop hd-videobeelden in een fractie van een seconde van Amsterdam naar Parijs te verzenden. Dat was vijf jaar geleden ondenkbaar. Tegen 2030 zal de bandbreedte opnieuw sterk verveelvoudigd zijn: de capaciteit is feitelijk onbegrensd.
Zelflerende netwerken
We kunnen ook een veel slimmer netwerk verwachten. Nu zien we al dat er op steeds meer terreinen gebruik wordt gemaakt van artificiële intelligentie of zelflerende computers. Denk aan online vertaalmachines en zoekfuncties of de slimme auto van Tesla. Die trend zet zich ook voort op infrastructuurgebied. Als je bijvoorbeeld in de hogesnelheidstrein van Amsterdam naar New York zit en je wilt een video van 16K versturen, dan zorgt het netwerk er automatisch voor dat je de bandbreedte hebt die daarvoor nodig is. Dit vraagt wel om maatschappelijk debat, want wie is ‘in control’ bij een netwerk dat zichzelf op deze manier configureert? Het mag niet op een verkeerde manier onderscheid maken in dataverkeer, toepassingen of gebruikers.
Data op je wearable
Door de toenemende bandbreedte van het netwerk zal het niet meer nodig zijn om data centraal op te slaan. Gegevens worden grotendeels op alle aangesloten apparaten zelf bewaard, van mobiele telefoons en andere wearables tot allerlei soorten objecten. Denkbaar is ook dat mensen de opslagcapaciteit op hun apparaten delen: als ze capaciteit over hebben, kunnen ze die automatisch beschikbaar stellen aan anderen.
Veiliger door versnippering
Met deze ontwikkeling verandert de rol van datacenters in de komende vijftien jaar. Ze worden meer centrale controlepunten, met intelligente toepassingen om data op afstand te beheren. De geografisch versnipperde gegevens vormen samen centraal toegankelijke virtuele databanken. In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, zorgt dit voor meer veiligheid: een hacker heeft pas iets aan de data als hij over alle opgeslagen deeltjes beschikt. Het enige wat hij niet in handen moet krijgen, is de sleutel om alle gegevens samen te kunnen lezen.
Kwantummechanica
Over het algemeen zullen netwerken en datacenters in 2030 steeds meer versmolten zijn tot één geheel, waarin het steeds moeilijker te onderscheiden is hoe dingen zijn opgesplitst. Wie weet hebben we tegen die tijd ook heel andere opslagmedia, die we nu niet kunnen bedenken. Een tafelblad dat met elektrodes is geladen, om maar iets te noemen. Een spannende ontwikkeling is ook de kwantummechanica. Door deze technologie toe te passen bij de verwerking van gegevens is het mogelijk veel hogere snelheden te behalen, zeker in combinatie met optische switches. Nu worden in computerchips nog elektronische switches gebruikt. Belangrijk is dat we op alle fronten hogere snelheden mogelijk maken, zowel bij het transport als de opslag en de verwerking van data.
Grote maatschappelijke problemen oplossen
Hoe gaan we straks gebruikmaken van deze nieuwe digitale infrastructuur? Die zal er in ieder geval op zijn gericht om ons leven op alle aspecten beter te maken. De infrastructuur zal ook helpen om de grote problemen van de toekomst op te lossen, zoals schaarste aan voedsel, wegcapaciteit en water of juist een teveel van dat laatste. Alles is aan alles gekoppeld en hangt met elkaar samen: er ontstaat een regelproces dat vraag en aanbod op allerlei vlakken in evenwicht brengt en zorgt dat we zo efficiënt mogelijk gebruikmaken van de beschikbare middelen. Daarbij mogen we zeker niet vergeten dat er strenge regelgeving nodig is om te garanderen dat onze digitale infrastructuur aan de allerhoogste eisen voldoet.