Computers en communicatienetwerken waren altijd gescheiden. Computers bezaten speciale interfaces om ze te verbinden met netwerken via specifieke controllers die de communicatieprotocollen afhandelden.
IBM-mainframes hadden hun eigen ‘front end’ processoren en communicatie was een belangrijke bron van inkomsten. Het concern weigerde de onvermijdelijke dominantie van tcp/ip-netwerken en ethernet te erkennen en verloor daarom terrein aan Cisco. Het probeerde de interne telefoniemarkt binnen te komen toen pabx’s (private automatic branch exchange) werden geïntroduceerd. Big Blue had echter niet meer succes met telefonie dan AT&T met lan’s (lokale netwerken).
Ethernet was totaal ongeschikt voor telefonie. Hoewel ’token ring’ daartoe wel in staat is, was dat nooit kosteneffectief. De enige andere netwerktechnologie die zowel spraak als data kon doorgeven, was breedband, getypeerd door Wangnet. Deze eerste pogingen werden spraak/data-integratie genoemd, maar dat waren ze niet: alleen de bekabeling werd gedeeld.
Het is van belang om in te zien waarom het mis ging met Wang. Het was geen technologie, maar een investering. Slechts weinig ondernemingen hebben in de positie verkeerd om in zowel een nieuw lan als een nieuw telefoniesysteem te investeren.
De eerste pc’s waren niet sterk genoeg om de normale werklast af te handelen en complexe communicatieprotocollen uit te voeren. Daarom werden interfacekaarten ontwikkeld met een processor erop die de hoofdprocessor van de pc kon ontlasten van de communicatieprotocollen. Naarmate krachtigere processoren echter de norm werden, kon men eenvoudigere en goedkopere interfaces inzetten. Dezelfde vooruitgang werd tot op zekere hoogte ook geboekt door servers, hoewel die om andere redenen, zoals redundantie en parallelle verwerking, vaak gebruikmaken van geavanceerdere controllers.
Ethernet heeft ook vooruitgang geboekt en gigabit lan’s zijn gemeengoed. Die zijn tien keer zo snel als het oorspronkelijke ethernet. Het ip-protocol is nu ook de ‘de facto’ standaard, zelfs voor IBM. Moderne pc’s hebben standaard audio, zowel in- als uitvoer. Die wordt voor velerlei – vaak recreatieve – doeleinden gebruikt, zoals het overzetten van langspeelplaten op cd’s, na het softwarematig verwijderen van klikken en krassen. Van de audiofaciliteiten heeft het bedrijfsleven echter weinig gebruik gemaakt. Een microfoon en een hoofdset zijn gebruikt om een soort dicteerfaciliteit te creëren, maar een bandrecorder bleek geschikter. Beter is de poging om spraakherkenning te implementeren voor bijvoorbeeld vertalingen. Ondanks goede software wordt deze faciliteit nog maar weinig gebruikt.
Helpdesksystemen en die gekmakende ‘call’-managementsystemen waren de drijvende kracht achter de integratie van spraak en data. Het was mogelijk om een eenvoudigere uitvoering hiervan voor persoonlijke telefonieapplicaties te gebruiken, zoals het draaien van een nummer vanuit een adresboek. Dit is gebruikelijk voor toepassingen die niet bedoeld zijn voor gebruik met betrekking tot mensen, zoals de belverbinding met internet, maar niet voor normale telefonie.
De reden hiervoor mag duidelijk zijn; er is een eenvoudiger oplossing: de telefoon. Dat betekent niet dat spraak/data-integratie een slecht idee is, maar het waarschuwt dat we ons niet door de technologie moeten laten meeslepen. Het is belangrijk om te bedenken welke applicaties hieruit hun voordeel kunnen halen, indien die technologie op elk kantoor beschikbaar is.
Het concept van de ip-telefoon is een belangrijke ontwikkeling. Die gebruikt het ip-protocol over ip-netwerken, inclusief internet, in plaats van een specifiek telefoonnetwerk. (Sommige ip-telefoons kunnen inpluggen in een ethernet- of telefooncontactdoos, maar bedenk hoe goedkoop eenvoudige telefoonhandsets zijn geworden.) Dit werkt de integratie van telefonie en de kantoor-pc tegen.< BR>
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.