Willem – Wim – Louis van der Poel is een van de belangrijkste Nederlandse computerpioniers geweest. Hij stond aan de wieg van de Petra en de Zebra, behorend tot de eerste generatie elektronische rekenautomaten in Nederland. Van der Poel, emeritus-hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft, overleed afgelopen zomer, 22 juli op 97-jarige leeftijd.
Een oplettende Computable-lezer, Hendrik Rood, wees de redactie op een grote omissie in ons overzicht van overleden vakgenoten in 2024: Willem van der Poel. Deze computerpionier groeide op in Den Haag en raakte al vroeg geïnteresseerd in elektronisch rekenen. In 1950 haalde Van der Poel zijn ingenieursdiploma Technische natuurkunde aan de Technische Hogeschool in Delft, met als afstudeeropdracht een ontwerp voor een relaiscomputer (de Testudo; studenten na hem completeerde de machine in 1952).
Daarna kwam hij in dienst genomen bij het Dr. Neherlaboratorium van de PTT, waar hij zich verder specialiseerde in het ontwerpen en bouwen van de eerste Nederlandse computers en programmeertalen. In deze naoorlogse tijd werd er in Nederland op drie verschillende plaatsen gebouwd aan elektronische rekenmachines. Naast de PTT waren dat het Mathematisch Centrum in Amsterdam (het huidige CWI) en het Natuurkundig Laboratorium van Philips.
Ptera en Zebra
De mathematische afdeling (‘Neher-lab’) van de PTT stond onder leiding van de elektrotechnicus Leen Kosten. Hij bedacht het ontwerp voor de Ptera (PTT Elektronische RekenAutomaat) die door de groep waarvan Van der Poel deel uitmaakte, werd gebouwd. In 1953 werd de Ptera8 (een vacuum tube machine), in gebruik genomen, algemeen gezien als de eerste Nederlandse computer waar daadwerkelijk mee is gewerkt.
Van der Poel promoveerde in 1956 aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam op het onderzoek ‘De logische principes van enkele eenvoudige computers’. Promotor was Aad van Wijngaarden, op dat moment de enige hoogleraar computerwetenschap in Nederland (en hoofd van het Mathematische Centrum in Amsterdam). In zijn proefschrift beschreef van der Poel ook het ontwerp van de Zebra, de Zeer Eenvoudige Binaire Reken Automaat die in 1958 door het Neherlaboratorium op de markt werd gebracht (waarbij de productie was uitbesteed aan het Engelse Standard Telephone and Cables). In totaal werden 55 Zebra’s internationaal in gebruik genomen. In Delft, Utrecht en Groningen was de Zebra destijds de enige computer op de universiteit.
De eerste versie van de Zebra werkte met elektronenbuizen, latere versies werden opgebouwd uit transistoren. Van der Poel schreef in 1996 nog een artikel over de evolutie van de machine. Jaren later, in 2019, blikt hij er, 92 jaar oud, in een interview met het blad ‘Nieuw Archief voor Wiskunde’ nog uitgebreid op terug. Hij wijst dan naar een kleine printplaat op zijn bureau in studeerkamer, een Raspberry Pi-computer, en roept: ‘Hier, dat kleine dingetje, daar zit de hele Zebra in!’ Tot op hoge leeftijd was Van der Poel nog actief bij de ‘keldermannetjes’ die in de kelder van de EWI-toren van de TU Delft aan de elektrische apparaten van de studieverzameling werken en er rondleidingen geven. Daar stond ook een Zebra tussen, al was die niet compleet. Het was overigens zijn droom om zijn eerste rekenautomaat Testudo uit zijn studie daar in oude glorie te kunnen herstellen. Dat is er niet meer van gekomen.
Brailleschrijfmachine
Geïnspireerd door wiskundige en programmeur Gerrit van der Mey, zijn doof-blinde collega die programma’s schreef voor de Zebra, ontwikkelde Van der Poel met zijn team een mechanische brailleschrijfmachine. Het was een klavier met braillepunten als output, gemaakt om met Van der Mey te communiceren. De collega’s mochten het apparaat in 1957 demonstreren op een wereldcongres over communicatie met doof-blinden en werden zelfs verwelkomd op het Witte Huis door president Dwight D. Eisenhower.
Vanaf 1962 was Van der Poel, naast zijn werk voor het Neherlaboratorium, hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft. Eerst op een buitengewone leerstoel in de theorie en bouw van computers (toegepaste logica) in deeltijd en vanaf 1967 als voltijds hoogleraar. Daardoor stopte hij in dat jaar met zijn werk bij het Neher-lab. Bij zijn afzwaaien in 1991 wordt Van der Poel benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Tot lang na zijn pensioen had hij een werkkamer op de TU en was hij nog actief rond allerlei it-gerelateerde zaken, onder meer bij de Hobby Computer Club (HCC).
Van der Poel heeft in diverse computerwerkgroepen en -verenigingen gezeten, zoals het Nederlands Reken Machine Genootschap (NRMG) en de Werkgroep Algol van Ifip (International Federation for Information Processing). Ook werkte hij internationaal enige tijd bij onder andere de Stanford University, het Watson Laboratory van IBM en de Universiteit van Tokio. In de laatste tien jaar van het lesgeven aan de TU Delft verschoof zijn interessegebied van hardware naar software en de implementatie ervan, zo schrijft hij in een korte autobiografie.
In zijn vrije tijd was Van der Poel een begenadigd musicus, hield hij van bergbeklimmen en verzamelde en ontwierp hij mechanische puzzels. In een in memoriam van het weekblad EW zegt Henk Sips (73), emeritus hoogleraar informatica aan de TU Delft over hem: ‘Hij was een echte ingenieur, een ontwerper en constructeur. Van der Poel heeft pionierswerk verricht in de ontwikkeling van computersystemen. Hij was briljant en had een enorm inzicht in simpliciteit en efficiëntie. Een puzzelaar die het leuk vond om dingen uit te tekenen. Hij was bekend in de hele wereld.’
Dank voor dit artikel over Professor van der Poel.
Ik heb bij mijn studie elektrotechniek en mijn specialisatie in de schakeltechniek (Prof. Oberman) in 1962 college bij hem gelopen en mijn handgeschreven aantekeningen bij dat college zijn, nog in de originele staat in mijn bezit. Interessant is om te zien wat er toen allemaal nieuw voor ons was. Dat waren soms, achteraf beschouwd, simpele zaken zoals een basis concept van een computerconfiguratie of het begrip ‘programmeren’ en over de noodzaak van een computertaal. Maar het ging ook over de vragen over de structuur van verschillende computertalen, b.v. LISP, en over de wens om talen onafhankelijk van de hardware te ontwikkelen. Dit waren ook de jaren waarin het Algol-60 rapport werd gepubliceerd, waarbij Van der Poel een belangrijke rol heeft gespeeld.
Zijn college ging eigenlijk alleen over wat we nu software en computertalen noemen en niet over hardware. Ik denk dat mijn aantekeningen nog een goed beeld geven van de state-of-the-art in die tijd en vroeg me af of er uit historisch oogpunt belangstelling voor zou zijn.
.
Nadat Computable er een artikel aan heeft gewijd, zouden aantekeningen van colleges van Van der Poel misschien interessant zijn voor de studieverzameling EWI (de ‘keldermannetjes’ in het artikel). Anderhalf jaar geleden heb ik een originele handleiding programmeren voor de ZEBRA, en het Algol60 rapport aan de EWI studieverzameling gedoneerd. Naast een enorme verzameling apparatuur (computers, klokken, huishoudelijk, en nog veel meer) is daar ook een enorme hoeveelheid historische literatuur.
@fvaniersel Zeker wel, in ieder gval bij de redactie. Een keer van gedachten wisselen?