De Nederlandse wetgeving voor automatische nummerplaatherkenning (automatic number plate recognition; anpr) is niet in strijd met de privacywetgeving. Dat oordeelt een Haagse rechter in een door Privacy First aangespannen zaak. De belangenorganisatie eist buitenwerkingstelling van de Anpr-wet die sinds 2019 van kracht is. Ze overweegt nu in hoger beroep te gaan.
Onder de Anpr-wet worden de kentekens en locaties van auto’s in Nederland vastgelegd door camera’s met beeldherkenning-software en vier weken in een centrale politiedatabank opgeslagen. De gegevens van die reisbewegingen van voertuigen zijn onder voorwaarden door de politie te gebruiken voor opsporing en vervolging. De zaak draait voor Privacy First om de verzameling en opslag van ieders ‘historische’ anpr-data, ook wel ‘no hits’ genoemd. Ze maken onderscheid tussen die dataverzameling en de bestaande politiepraktijk waarin kentekens van verdachte personen (zogeheten ‘hits’) kunnen worden gebruikt voor opsporing.
Volgens Privacy First is het opslaan van voertuiggegevens zonder een link met een misdrijf ‘volstrekt disproportioneel en ineffectief’. Bovendien ontbreekt volgens hen het toezicht en is het systeem eenvoudig te misbruiken. De belangenorganisatie eist in de rechtszaak tegen de Staat dat de wet buiten werking wordt gesteld omdat deze in strijd zou zijn met Europees privacyrecht.
Oordeel rechter
De rechter oordeelt in zijn uitspraak dat de Anpr-wet voldoet aan de Europese rechten van de mens en uitzonderingen op de privacyregels. Hij stelt dat, hoewel het systematisch verzamelen, opslaan en gebruiken van kentekengegevens een inmenging vormt in de persoonlijke levenssfeer, deze gerechtvaardigd is en voldoet aan voorwaarden en wettelijke grondslagen. Volgens hem draagt het bewaren van kentekengegevens ‘substantieel’ bij aan de opsporing van strafbare feiten. Ook zijn er volgens de rechter voldoende wettelijke waarborgen om de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te minimaliseren. Alternatieven voor het huidige anpr-systeem, zoals camerabeelden van surveillancecamera’s van bedrijven en deurbelcamera’s van burgers, of het bewaren van gegevens voor slechts zeven dagen, zoals Privacyfirst onder meer oppert, zijn volgens de rechtbank ‘onvoldoende en minder efficiënt’.
‘Privacyschendingen’
Het is vast beleid van Stichting Privacy First om zaken die zij als ‘massale privacyschendingen’ zien bij de rechter aan te vechten. De belangenorganisatie voor de privacy van burgers deed dat onder meer in een zaak tegen de centrale (landelijke) opslag van vingerafdrukken onder de Paspoortwet. Ook tegen de opslag van ieders communicatiegegevens onder de Wet bewaarplicht telecommunicatie en tegen grootschalige risicoprofilering door het Systeem Risico Indicatie (SyRI) zijn rechtszaken gevoerd. Privacy First schrijft dat het ‘met grote teleurstelling’ heeft kennisgenomen van het vonnis in de zaak over kentekenregistratie en overweegt in hoger beroep te gaan.