De Ondernemingskamer wijst het verzoek van Gerard Sanderink en Sanderink Investments af om betrokken te worden bij de verkoop van Centric. De op een zijspoor gezette oprichter had dit verzoek medio december vorig jaar ingediend.
De zaak gaat over de gevolgen van eerder door de Ondernemingskamer getroffen onmiddellijke voorzieningen bij Centric. Daarbij is een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Centric ingesteld, is Sanderink als bestuurder van Centric geschorst, zijn twee tijdelijke bestuurders benoemd en zijn de aandelen van Sanderink Investments in Centric aan een tijdelijk beheerder overgedragen.
Sanderink is van mening dat zijn rechten als (indirect) aandeelhouder van Centric Holding hierdoor worden geschonden en dat de getroffen onmiddellijke voorzieningen niet gericht lijken te zijn op het belang van Centric, maar op het buitenspel zetten van hem.
Sanderink eiste daarop inspraak bij de verkoop van de it-dienstverlener. Hij vroeg de Ondernemingskamer aan de, eerder bij Centric benoemde, functionarissen instructies te kunnen geven over het uitkeren van dividend en de voorwaarden voor een mogelijke verkoop. De kamer oordeelt dat het niet nodig is om in het belang van Centric die instructies te geven. De functionarissen kunnen en moeten zelf beoordelen wat de voorwaarden zijn om dividend uit te keren of om mee te werken aan een verkoop van Centric.
Ook het verzoek om een mediator te benoemen om overleg te voeren tussen Sanderink en de tijdelijke functionarissen willigde de Ondernemingskamer niet in. Volgens de kamer ligt het voor de hand dat er overleg plaatsvindt bij in een verkooptraject. Dat dit tot nu toe niet is gelukt ligt niet aan de functionarissen, maar aan Sanderink zelf, stelt de Ondernemingskamer.