De afgelopen jaren is ondanks de economische volatiliteit de vraag naar ondersteunende digitale bedrijfsinfrastructuur niet erg afgenomen. Bij het bepalen van hoe een nieuwe netwerk eruit moet zien, moeten beheerders van datacentra eerst enkele belangrijke praktische ontwerpvragen beantwoorden. De belangrijkste overwegingen hierbij hebben betrekking op de algemene architectuur, de afstanden die moeten worden overbrugd, de criteria qua datasnelheid, het type glasvezelkabel en de kosten.
Bij een greenfield-project beginnen netwerkontwerpers vaak helemaal “from scratch”, en is er vaak nog niets meer dan een lege ruimte of een betonnen fundering. Een greenfield-project is heel wat anders dan een upgrade van een datacentrum op een brownfield-locatie. Bij deze laatste gelden extra beperkingen vanwege de netwerkinfrastructuur die al aanwezig is, zoals het type kabel of de lay-out en locatie van de kabels. Bij een upgrade van een brownfield-locatie is tijd ook een cruciale factor, omdat een update in een operationeel datacentrum kan leiden tot netwerkonderbrekingen en downtime.
Bij een greenfield-project moet er vooraf aanzienlijk meer worden geïnvesteerd in vergelijking met een update van een bestaand netwerk, maar dit biedt dan wel de mogelijkheid om al meteen de gewenste netwerkarchitectuur aan te leggen, omdat bij het maken van technologie- en ontwerpkeuzes minder rekening hoeft te worden gehouden met de bestaande situatie die belemmeringen kan opwerpen. De enige echte beperkingen bij deze projecten zijn de omvang, de stroomvoorziening en het budget.
De eerste beslissing die moet worden genomen bij een netwerk van een nieuw datacentrum heeft betrekking op het kiezen van de juiste architectuur. In deze fase moeten vragen worden gesteld als: “Wat zijn de zakelijke behoeften van het datacentrum?” en “Welke belasting en processen moet het datacentrum kunnen verwerken?” Hoewel deze vragen verder gaan dan alleen de fysieke laag, geven ze wel input bij het nemen van beslissing over het volume en de snelheid van de te verwerken data, wat bepalend is voor hoe het bekabelingssysteem er uiteindelijk uit moet komen te zien.
Het type architectuur is van invloed op de snelheid van het netwerk en de transceivertypen die kunnen worden gebruikt. De afgelopen tien jaar is er een kloof ontstaan tussen datacentra van bedrijven en cloudproviders als het gaat om netwerkmigratiepatronen. Voorheen werkten netwerken van cloudproviders bijvoorbeeld met 40 Gb/s uplinks naar de switch en 10 Gb/s van de switch naar de server. Deze netwerken gaan nu over naar uplinks van 100 Gb/s en downlinks van 25 Gb/s naar de server, en sommige bereiden zich zelfs voor op een migratie naar uplinks van 200 en 400 Gb/s en 50 en 100 Gb/s naar de server.
Vervolgens moeten databeheerders bepalen welk type glasvezel geschikt is voor elke niveau. In de architectuur van een datacentrum zullen er verschillende netwerklagen van niveau (tier) 1 zijn, en elk daarvan heeft weer andere vereisten qua reikwijdte. Voor het type transceiver en glasvezelkabel voor een Top-of-Rack (ToR)-ontwerp – doorgaans met aansluitingen van 2 of 3 meter – kan bijvoorbeeld een heel andere keuze worden gemaakt dan voor aansluitingen voor een End-of-Row- of Spine-ontwerp. Een grotere reikwijdte is mogelijk, maar wanneer toepassingen met een grotere reikwijdte worden overwogen, is het verstandig om volledig inzicht te hebben in huidige en toekomstige datatoepassingen en de transceiverspecificaties voor de doeltoepassingen en een zorgvuldige analyse te maken van de prestatiemogelijkheden van de passieve bekabelingsinfrastructuur.
De keuze voor het type trunkkabel is de volgende belangrijke beslissing bij de bouw van een nieuw datacentrum. Tegenwoordig zijn de meeste connectoren van het type LC of MPO. LC-duplexconnectoren zijn momenteel het populairste type glasvezelverbinding. Duplexconnectoren zijn eenvoudig te beheren vanuit een polariteitsperspectief, en zijn erg populair en dus algemeen beschikbaar. Een veelgehoorde vraag is: “Werken LC-verbindingen bij een upgrade naar datasnelheden van meer dan 25 Gb/s?” Hoewel er LC-oplossingen zijn voor het verbinden van netwerken met snelheden van 40 Gb/s en 100 Gb/s, vereisen de duplexopties die gebruikmaken van LC-connectoren doorgaans multiplextechnologieën zoals CWDM, wat de prijs van transceivers kan verhogen. Voor alles boven 10Gb/s bieden parallelle glasvezelkabels met MPO’s breakout-opties die eenvoudige verbindingen mogelijk maken tussen poorten met een hogere snelheid en meerdere poorten met een lagere snelheid.
En dit zijn nog maar de eerste overwegingen als het gaat om het ontwerpen van een datacentrum op een greenfield-locatie. Bij Leviton Network Solutions hebben we de ervaring die nodig is om oplossingen te vinden voor elke netwerkuitdaging. Of het nu gaat om de keuze voor specifieke datasnelheden en transceivers, bekabelingstopologie, overwegingen met betrekking tot aansluitkosten en meer, Leviton kan ervoor zorgen dat u alles uit een bedrijfsnetwerk of datacentrum haalt wat erin zit. Hebt u een uitdaging op het gebied van IT-infrastructuur? Wij hebben de oplossing!