Als wegbereider in Nederland én Europa ziet TNO veel in data-spaces. Deze platformen voor gegevensuitwisseling bieden volgens het kennisinstituut kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Nodig zijn creativiteit en kapitaal om de diverse rollen inhoud te geven.
Natuurlijk bestaat er al tientallen jaren een methode om tussen organisaties data uit te wisselen: Edi (electronic data interchange), beaamt Matthuijs Punter, senior onderzoeker Data Ecosystems bij TNO. Maar data-spaces zijn eigenlijk edi tot de tiende macht; of wellicht meer. Punter legt uit waarom: ‘Edi werkt goed voor een beperkt aantal grote bedrijven. Als je later als organisatie wilt aansluiten, dan begint het integratieproces van voren af aan. Edi is niet schaalbaar genoeg. Kijk naar de inzet van slimme energiestromen; dan moet je data uitwisselen tussen miljoenen deelnemers. Dat gaat niet lukken met edi.’
De implementatie van edi is inderdaad kommervol. Je moet onderling veel afspraken maken over definities en de plaats van datavelden. Implementatiepartners hebben er hun handen vol aan. En als de markt verandert en dus ook de soort data die je wilt delen, komt de it-dienstverlener weer langs.
Een andere mogelijkheid om gegevens uit te wisselen, is een centrale data-hub. Ook daar ziet Punter niet veel in. ‘Het is wel schaalbaar, maar je loopt risico’s als je alle relevante data op één plek verzamelt. Wat als een criminele hacker zijn zinnen erop heeft gezet? Bovendien bestaat de kans dat de beheerder van de hub een businessmodel met het gebruik van die data in het leven roept. Daar hebben we voorbeelden genoeg van.’ Nee, een platform voor gegevensuitwisseling moet volgens hem schaalbaar zijn én datasoevereiniteit bieden. Ziehier het federatieve model van data-spaces.
Wetgeving
Volgens Nienke Dijkstra, mkb-manager bij TNO, zijn er al tal van initiatieven en wordt er flink in geïnvesteerd in Europa. In cijfers: er zijn meer dan vijftig data-space-initiatieven in Nederland; er zijn meer dan vierhonderd bedrijven die data uitwisselen.
Waarom de ontwikkeling nu plaatsvindt? Dat heeft te maken met de Europese wetgeving, meent collega Punter. Hij somt op: de Data Act, Data Governance Act, Digital Services Act en de Digital Markets Act. En dan heeft hij het nog niet eens gehad over de Digitale Dienstenwet. Plus wat de Europese Commissie nog meer op het vuur heeft staan om de afhankelijkheid van Big Tech te verminderen en de eigen kracht van Europa te vergroten.
Wat al die regelgeving in elk geval gemeen heeft, is de nadruk op transparantie (van wie zijn de data, waar staan de data, wat gebeurt ermee?), zorgen voor een gelijk speelveld (bijvoorbeeld door ‘poortwachters’ als Google en Apple te verplichten iedereen dezelfde toegang te geven tot hun platformen), en veilige en betrouwbare gegevensuitwisseling. Precies die aspecten waar, volgens Punter, data-spaces voor staan.
Hij is bijzonder ingenomen met de houding van ‘Europa’. ‘Dankzij deze relatief nieuwe regelgeving gaat de ontwikkeling van data-spaces hard; het vliegt.’
Wat zijn data-spaces?
Data-spaces zijn een omgeving waarop leverancier en gebruikers (plus eventuele derde partijen) onafhankelijk van elkaar gegevens kunnen uitwisselen. Ze hebben een decentraal en federatief karakter. Het is daarvoor nodig dat er technische, juridische en economische afspraken zijn om bijvoorbeeld open en private data decentraal te beheren en toch een vlotte, veilige uitwisseling van gegevens te hebben. Een voorbeeld is het combineren van (open) data over luchtkwaliteit met (private) data van een navigatiesysteem of fitness-app. De (Europese) ontwikkeling van data-spaces is volop in beweging.
Standaarden
Een data-space is dus een gefedereerde, open infrastructuur voor het delen van soevereine gegevens op basis van gemeenschappelijk beleid, regels en normen. Hiervoor is de International Data Space Association is actief op het vlak van protocolontwikkeling. Bijvoorbeeld op het vlak van adresboeken. Voor elke data-space (in bijvoorbeeld financiële dienstverlening, gezondheidszorg, maakindustrie) moet een adresboek worden gemaakt, zodat de deelnemers elkaar weten te vinden en weten wat ze aan elkaar hebben.
Ook Gaia-X is betrokken. Deze organisatie is in 2019 van start gegaan als internationaal initiatief om de kader voorwaarden te scheppen voor interoperabele, open en soevereine Europese dataruimtes. Aanvankelijk gelanceerd als een Frans-Duits partnerproject, verenigt het project nu meer dan 350 organisaties uit alle delen van de wereld.
Punter ziet dat Gaia-X standaarden ontwikkelt om het identificeren van deelnemende partijen, data en diensten mogelijk te maken. Ook is de organisatie bezig met het opstellen van compliance-eisen.
‘Er is een convergentie van standaarden gaande. De verwachting is dat in de tweede helft van dit jaar een blauwdruk voor data-spaces op tafel ligt’, meldt Punter.
Gaia-X valideert de gegevens; dat geldt voor de data, maar ook voor de cloudleveranciers. ‘Ze willen labels maken, zodat je bijvoorbeeld zeker weet dat jouw data niet via een omweg toch bij de Amerikaanse overheid terecht komen. Ze werken aan full stack integrety.’
Meerdere rollen
Maarten Kollenstart, software-architect bij TNO, legt uit hoe een data-space werkt aan de hand van een digital twin van een motor die een fabrikant in zijn portfolio heeft. De asset administration shell (aas) beschrijft in digitale termen wat de motor is en kan. Die gegevens staan op de aas-server. Er is een connector nodig voor deelnemers binnen de data-space om toegang te krijgen tot de specifieke gegevens op die server. ‘Je kunt voorwaarden instellen wie bijvoorbeeld toegang heeft tot welke data; je kunt regels opstellen over de digitale identiteit. Wij hebben een referentie-implementatie beschikbaar’, zegt Kollenstart.
Je moet zorgen dat je als organisatie bekend raakt binnen een data-space. Daarvoor ontstaan identity-providers. Voorts zijn er partijen nodig die de datasoevereiniteit configureren. Meerdere rollen zijn nodig om data-spaces goed in te richten. ‘Wij hebben bij TNO een omgeving ingericht waar organisaties ervaring kunnen opdoen met data-spaces. Deze playground biedt de mogelijkheid om ermee te spelen’, aldus Kollenstart.
Zelfde gereedschapskist
Peter Verkoulen is programmamanager Center of Excellence for Datasharing and Cloud bij TNO. ‘Wij bieden hulp aan degenen die met data-spaces aan de slag willen gaan. Zowel aan bedrijven die het willen toepassen als aan bedrijven die diensten willen ontwikkelen. Wij hebben vijf diensten gedefinieerd. Het belangrijkste is dat de deelnemers binnen data-spaces dezelfde gereedschapskist gebruiken.’
TNO werkt voor data-spaces samen met Big Data Value Association (BDVA), Capgemini Invent, Fraunhofer ISST, Gaia-X, International Data Spaces Association (IDSA), Innopay, Insight, KULeuven, MyData Global, Sitra en VTT.