De EU-financiering voor digitalisering van scholen wordt onvoldoende benut. Lidstaten maken slechts beperkt gebruik van deze subsidiepot. Tussen 2014 en 2026 heeft de EU via verschillende programma's aanzienlijke bedragen voor ondersteuning van digitaal onderwijs uitgetrokken. Alleen al via de faciliteit voor herstel en veerkracht na de pandemie is meer dan elf miljard euro toegewezen.
Dit blijkt uit verslag van de Europese Rekenkamer. Tijdens de pandemie bleek dat onderwijsstelsels in bijna alle lidstaten niet goed voorbereid waren op afstandsonderwijs. De EU kwam met ambitieuze plannen voor verbetering. Maar deze gefinancierde acties hadden meer effect kunnen hebben als ze beter waren ingebed in nationale of regionale strategieën voor de digitalisering van scholen.
Een van de redenen waarom de EU-plannen weinig aanslaan, is dat scholen onvoldoende waren betrokken bij de vaststelling van hun eigen behoeften tot digitalisering. Daarnaast waren veel scholen niet op de hoogte van de steun die de EU bood. Veel scholen maken nog steeds melding van onvoldoende apparatuur of de behoefte aan bijscholing van leerkrachten.
De Europese Rekenkamer stelde ook vast dat een gemeenschappelijke benadering van het gebruik van nieuwe technologieën in de klas vaak ontbrak, waardoor scholen het potentieel van digitalisering niet ten volle konden benutten.
In 2016 heeft de Europese Commissie doelen vastgesteld om scholen tegen 2025 op gigabit-internet aan te sluiten. Dan kunnen ze geavanceerde it-apparatuur gebruiken en innovatieve leermethoden en onderwijs toepassen. Vorig jaar was slechts een gering aantal scholen daadwerkelijk in staat gigabit-verbindingen te gebruiken.