Bij het beheer en onderhoud van de Nederlandse kritieke infrastructuur wordt nog weinig gebruik gemaakt van digitalisering. Sensoren, slimme meters en andere apparatuur die is verbonden met het internet of things (iot) vinden slechts op beperkte schaal toepassing. Onbenut blijven de mogelijkheden om betere beslissingen te nemen op basis van de grote hoeveelheden data die bij digitale transformatie beschikbaar komen.
Dr. Tom Aben, postdoctoraal onderzoeker en lector aan de Tilburg Universiteit, concludeert dat in een proefschrift over de (lange) weg naar slim beheer en onderhoud op gebied van grootschalige infrastructuur. Daarop promoveerde hij vorige week. De Limburger, die eerder als SAP-consultant werkte, onderzocht de hindernissen op dit gebied. Ook biedt hij beheerders van bijvoorbeeld sluizen, spoorwegnetten en stroom-infrastructuur praktische handvatten om deze obstakels te overwinnen.
Centraal in dit proefschrift staan cases bij Rijkswaterstaat, ProRail, Havenbedrijf Rotterdam en de energiesector. Daarin onderzocht Aben hoe deze grote beheerders hun data kunnen delen met aannemers en deze data kunnen verwerken tot nuttige informatie.
Volgens Aben bestaat in Nederland op dit gebied geen enkele use-case die als lichtend voorbeeld geldt. Ook wereldwijd is er nauwelijks goede praktijkervaring. Zoals Toyota met zijn lean-denken liet zien hoe je continue kwaliteitsverbetering in de dagelijkse productie kunt bereiken, zo bestaat er geen tegenhanger van de Japanse autofabrikant op gebied van digitale infrastructuur.
Trage voortgang
Aben onderzocht de oorzaken van de trage voortgang. De eerste grote hindernis is de toegang tot relevante gegevens en expertise die nodig is om gegevens om te zetten in informatie. De tweede barrière is de noodzaak om nauw samen te werken met partners in hun respectievelijke toeleverings-netwerken. Volgens Aben lopen exploitanten van grote infrastructuur tegen het probleem aan dat ze afhankelijk zijn van een groot aantal toeleveranciers. Onderhoud aan bijvoorbeeld sluizen wordt uitbesteed aan externe partijen zoals aannemers. Eigenaarschap, uitvoering van het werk en data zijn vaak in verschillende handen. Dan is het de vraag wie de iot-toepassing betaalt.
Voorbeeld van een sector die moeite heeft met de toegang tot de juiste data, is de energiesector. Afgelopen september bleken de energieleveranciers niet in staat consumenten snel de juiste informatie te geven over hun verbruik. Ze weten dat aan de netbeheerders die verantwoordelijk zijn voor de slimme meters. Die zeiden weer te weinig aandacht hebben gehad voor de kwaliteit van het systeem. Vooral slimme meters van de eerste generatie lieten het afweten. De energieleveranciers ontvangen niet voldoende data, mede door gebrekkige draadloze communicatie.
Volgens Aben toont dit voorbeeld wel aan dat digitalisering van de infrastructuur alleen werkt als alle schakels in de hele sector goed op elkaar zijn afgestemd. Bij onderhoud speelt bovendien vaak nog een cultuurprobleem. Het vertrouwen van werknemers in digitale technologie is niet altijd even hoog. Als het algoritme aangeeft dat het tijd voor onderhoud is, denken sommige medewerkers het beter te weten. Ook is vaak opnieuw scholing nodig om met de nieuwe systemen te kunnen werken. Groot is de stap van een Excel naar een geïntegreerd Big Data-systeem dat is aangesloten op het iot.
Impact
Aben onderzoekt in zijn proefschrift de impact van digitale transformaties op de relaties met toeleveranciers. Rijkswaterstaat bijvoorbeeld staat voor de taak samen met de aannemers waarmee wordt gewerkt, te digitaliseren. De een kan niet zonder de ander. Het geheel van interacties tussen die twee partijen moet daarbij in contractuele en relationele bestuurs-mechanismen worden gegoten. ‘Kijk ook vanuit netwerkperspectief moet naar de digitalisering’, raadt Aben aan. ‘Het is belangrijk om de netwerkpartners te motiveren om gegevens van digitale technologieën te delen en te gebruiken’, besluit hij.