Intelligente technologie, waaronder ook edtech wordt geschaard, gaat het onderwijs fundamenteel veranderen. De impact op leerprocessen wordt groot. Tech kan het geven van onderwijs ondersteunen en verrijken. Maar ook verschraling ligt op de loer. Het gevaar dreigt dat de autonomie van leraren en leerlingen wordt aangetast en het onderwijs eenzijdig wordt.
Veelheid aan technologie
Naast adaptieve oefenprogramma’s komt een veelheid aan technologie op het onderwijs af. Zoals automatische nakijkprogramma’s en dashboards die onderwijs- en leerprocessen weergeven en interpreteren. Interessant ook zijn programma’s die het (leren) uitvoeren van beroepshandelingen ondersteunen in simulatieomgevingen. In opmars zijn vertaalprogramma’s en programma’s die taal-spraakproblemen diagnosticeren aan de hand van gesproken of geschreven tekst. Slimme camera’s en richtmicrofoons faciliteren (combinaties van fysiek en) afstandsonderwijs. Marktpartijen spelen bij dit alles een prominente rol. In 2020 is de jaarlijkse groei van intelligente technologie in het onderwijs de een miljard euro gepasseerd. Naar verwachting gaat het in 2027 om meer dan twintig miljard euro.
De opmars van tech verandert de verhouding tussen private en publieke voorzieningen. Of dit verder doorzet, hangt af van keuzes die het onderwijsveld maakt. De wijze van leren, onderwijs geven en de ontwikkeling en organisatie van het onderwijs gaan er zeker door veranderen. Een echte gamechanger is dat tech tot op zekere hoogte autonoom kan opereren en daarmee een actor wordt in het onderwijsproces. Dit leidt tot verschuivingen in de rolverdeling tussen leerlingen en leraren en de technologie.
Kortom, het onderwijs verandert fundamenteel. De Onderwijsraad concludeert op basis van het onderzoek dan ook dat intelligente technologie het onderwijs veel te bieden heeft, maar niet alles wat met technologie in het onderwijs kan, ook echt gewenst of nodig is.