Ondanks grote octrooiactiviteit blijven kleine bedrijven in Europa in vergelijking met de Verenigde Staten achter bij het ontwikkelen van nieuwe technologieën rond big data, iot, 5G en artificiële intelligentie. Een eengemaakt octrooisysteem in de EU, betere toegang tot financiering, specifieke subsidies en de inzet van maatregelen om startups snel van de grond te krijgen, kunnen voor Europese bedrijven zeer behulpzaam zijn.
Een en ander komt naar voren in een rapport van de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Octrooibureau (EOB). Het rapport signaleert de obstakels waarmee kleine bedrijven worden geconfronteerd bij de innovatie voor technologie die in Vierde Industriële Revolutie ingezet kan worden, ze worden dan ook vaak 4IR-technologieën genoemd.
Nederland telt 164 kleine bedrijven die actief zijn op het gebied van 4IR-technologieën. In België zijn het er 106. Daarmee staat Nederland op de zesde plaats in de EU, België bekleedt de negende positie. De absolute koploper is het Verenigd Koninkrijk met 950, een land dat niet meer tot de EU behoort. Binnen de EU neemt de Duitsland de koppositie in, met 570 kleine bedrijven.
Uit het rapport blijkt verder dat de wereldwijde octrooi-activiteit op het gebied van 4IR-technologieën uit Europa sterk blijft, vooral wat betreft slimme verbonden objecten. Tussen 2010 en 2018 namen de 27 EU-landen ongeveer 15 procent van de internationale octrooifamilies voor hun rekening. Octrooifamilies hebben betrekking op octrooiaanvragen die gedaan worden in tenminste twee landen of via een regionaal octrooibureau. Daarmee leverde de EU de op twee na grootste bijdrage, na de VS en Japan. De octrooi-activiteit van kleine bedrijven in deze technologieën steeg gedurende deze periode snel, met een gemiddelde jaarlijkse groei van 17 procent.
Belemmeringen
Toegang tot financiering en gebrek aan getalenteerd personeel worden het meest als zakelijke belemmeringen genoemd. Driekwart van de kleine bedrijven die 4IR-technologieën ontwikkelen in de EU én de VS is die mening toegedaan. Uit de studie blijkt dat deze bedrijven, die zowel in de EU als in Amerika een bovengemiddelde investeringsbehoefte hebben, te maken krijgen met hogere ontwikkelkosten en ook voldoende tijd nodig hebben om hun innovaties op de markt te brengen.
Deze kleine bedrijven hebben in Europa en de VS vergelijkbare karakteristieken. Zo heeft 80 procent in Europa minder dan vijftig werknemers in dienst en 42 procent bestaat minder dan tien jaar. Hun activiteiten vinden plaats in de gezondheidszorg, transportsector, schone energietechnologie en data-analyse. Vaak zijn ze ook actief in de productiesector (44 procent).
Van deze bedrijven in de EU noemt 57 procent Europa als belangrijkste groeimarkt en 24 procent beschouwt de VS als hun toekomstige primaire markt. Van de Amerikaanse bedrijven ziet slechts 10 procent Europa als een toekomstige primaire markt.
Aanbevelingen
Op basis van het onderzoek en casestudies doen de EIB en het EOB een aantal beleidsaanbevelingen. Een van de belangrijkste is het inzetten van specifieke subsidies en de vroegtijdige inzet van maatregelen die startups snel ‘van de grond krijgen’. Dit zou gecombineerd moeten worden met grotere financieringsrondes in latere ontwikkelingsstadia van de bedrijven. Daarnaast wordt ook gepleit voor de invoering van een eenheidsoctrooisysteem voor de EU en het bevorderen van digitale vaardigheden in het onderwijs.
Het volledige rapport staat op de website van de EIB.