Het volgende datacenter-debat in de Tweede Kamer is verplaatst naar 23 juni. Tijd genoeg dus voor de leden en de minister om het advies van het Rathenau Instituut, getiteld 'Beter beslissen over datacentra; de noodzaak van een breed publiek perspectief op de digitale infrastructuur', nog eens goed te door te lezen. Maar of deze analyse zelf wel breed genoeg is, is nog maar de vraag.
Begin vorig jaar voorspelde ik in Computable dat de ‘Ruimtelijke Strategie Datacenters’ uit 2017 onhoudbaar was geworden, zeker na de sterke uitzending van Arjen Lübach eind 2020, getiteld ‘Nederland als harde schijf’. Samengevat spitst de publieke discussie rond datacenters in Nederland zich mede hierdoor vooral toe op de impact van datacenters op ruimte en energie en het gaat hierbij specifiek over de grote ‘hyperscale’-datacentra. Nog voordat de pandemie ook de zegeningen van een goede digitale infrastructuur, inclusief die hyperscale-datacenters erin onderstreepte, had de Nederlandse internetbranche, nu de Dutch Cloud Community geheten, weer een rapport uitgebracht over het belang van de cloudsector, onder de noemer ‘De toekomst van de digitale economie; tijd voor fundamentele keuzes’. Hierin werd geprobeerd de verhouding tussen de digitaliserende economie en de digitale infrastructuur te verhelderen.
‘Overheden en beleidsmakers onderkennen het belang van digitalisering en de fundamentele bijdrage die deze levert aan economie en maatschappij’, lezen we hier. Maar in de Digitaliseringsstrategie 2.0 van de overheid kwam indertijd de belangrijke rol van de internationale datalijnen (zeekabels) niet voor en ontbrak bijvoorbeeld elke verwijzing naar de Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX). Daar is intussen verandering in gekomen, en het Rathenau Instituut heeft voor zijn rapport uitgebreid onderzoek gedaan in zowel de literatuur als artikelen uit de nieuwsmedia en de beleidsstukken en verslagen van vergaderingen van onze volksvertegenwoordigers. Met name paragraaf 1.3 van het rapport ‘Datacentra in het digitale ecosysteem geeft, inclusief een kader met het historisch perspectief en verwijzing naar relevante informatie, hiervoor een prima overzicht. Zoals over de katalysatorfunctie van internetknooppunt AMS-IX en het vliegwieleffect ervan dat via hyperconnectiviteit ook nu nog verantwoordelijk is voor de sterke internationale digitale positie van Nederland als een (of zelfs dé) digitale mainport van Europa.
Drie invalshoeken
In het voorwoord concludeert directeur Henk De Jong van Rathenau dat de ontwikkelingen razendsnel gaan en straks na het (nu dus naar juni verschoven) debat in de Tweede Kamer het eigenlijke werk pas begint. Want we hebben als samenleving nog lang niet duidelijk hoe onze digitale infrastructuur eruit moet komen te zien.
Het rapport wil handvatten bieden voor deze discussie en hanteert daarbij drie invalshoeken als uitgangspunt:
- Er moeten verschillende types datacentra worden onderscheiden (en niet alleen iets wat betreft de omvang/grootte, maar vooral functioneel);
- Datacenters zijn onderdeel van een complex ecosysteem van onderling van elkaar afhankelijke componenten;
- De digitale infrastructuur hangt samen met andere infrastructuren en voorzieningen, zoals die voor energie.
Dit leidt uiteindelijk tot vijf aanbevelingen voor een goede publieke governance van kwesties rondom datacentra.
Energiebeleid als voorbeeld?
Ik ga ze niet alle vijf behandelen; lees zelf in ieder geval de samenvatting vanaf pagina vier tot en met acht en de genoemde paragraaf 1.3 van dit prima leesbare rapport. Ook andere hoofdaspecten, van het internationale karakter van de internet-infrastructuur tot digitale soevereiniteit komen daarin langs. Maar aanbeveling nummer drie is wat vreemd: na de terechte conclusie dat de digitale infrastructuur zo cruciaal is voor onze maatschappij, dat ze als nutsvoorziening (en daarmee ook als vitale infrastructuur) moet worden aangemerkt, volgt de conclusie dat bij de governance ervan de publieke waarden leidend zouden moeten zijn. Nu is dus vooral het belang van de aandeelhouders van de marktpartijen die de infrastructuur in handen hebben, leidend in Nederland.
Omdat het in beide gevallen vooral gaat om betrouwbaarheid en veiligheid, zou het energiebeleid van de overheid kunnen dienen als model, zegt het rapport. Maar als ik kijk naar de Regionale Energie Strategie (RES) tot nu toe, waarin alleen opwek- van duurzame energie en een deel van de warmtetransitie in fase één is verkend, maar energieopslag van elektriciteit, en daarmee balancering van het stroomnet geheel buiten scope is gebleven, vind ik de aanbeveling in het Rathenau-rapport om z’n minst twijfelachtig voor zo’n complex ecosysteem.
Het gevolg bij de RES is geweest dat in veel regio’s lokale en regionale energiecoöperaties en initiatieven aan praattafels vrijblijvend mochten meedenken aan de zijlijn en de bijna landelijke (energie) netwerkbeheerders samen met gemeenten en waterschappen de hoofdcriteria voor de zoekgebieden konden bepalen. Zo konden de netbeheerders het begrip ‘netverzwaring’ verder pluggen als oplossing. Als we op die manier het ook vertrekpunt voor de nut-en-noodzaakdiscussie rondom de digitale infrastructuur primair gaan beleggen bij de partijen met gevestigde belangen en verantwoordelijkheden, komt er van een echt breed gevoerde discussie en de (maatschappelijke) innovatie die bij de digitale transformatie noodzakelijk is maar weinig terecht. De onderlinge afhankelijkheid van duurzaamheid en digitalisering wordt in het rapport wel weer mooi beschreven.
Kennisonzekerheden
Gelukkig vragen de onderzoekers bij advies vier ook om meer transparantie in het publieke en politieke debat en de besluitvorming rond onderdelen van onze digitale infrastructuur. In het laatste advies wordt gewezen op de vele kennisonzekerheden die een goed verloop van het huidige debat bedreigen en het formuleren van zinnig beleid frustreren. En dus beveelt men, geheel in lijn met de beroepspraktijk van wetenschappers en overheidsdienaren, aan om een onderzoeksprogramma op te zetten ‘dat bedacht is vanuit concrete behoeften op het gebied van kennis voor beleid’. Maar met deze formulering schieten de wetenschappers ernstig tekort: kennis en feiten en vooral meningen zijn er voldoende te vinden over de huidige situatie. Maar dat er niet alleen een energietransitie en een digitale transformatie van de maatschappij aan de gang is, maar ook een gigantische transformatie binnen de ict/cloud-wereld zelf gaande is, vind je nauwelijks iets over terug in dit rapport. Het begrip ‘edge computing’ is bijvoorbeeld alleen in de bijna tweehonderd titels lange literatuurlijst te vinden, bij het overigens zeer relevante artikel over de ’toekomstige andere datacentra’, door Ferdi van der Zwaag. Maar in kader vier, ‘Technologische vergezichten’, is men de fase van ‘edge computing’ al voorbij en wordt al uitgebreid ingegaan op the next step onder de noemer ‘distributed computing’.
De gevolgen van een ook in het overheidsbeleid omarmde (energievretende) blockchain, het feit dat je bij AWS nu een private 5G-core-netwerk op basis van CBRS-spectrum als saas kunt afnemen en je een private 5G-standalone-core ook door Dell of HPE partners on-premise of in de cloud kunt laten installeren en beheren, daar zegt dit rapport van het Rathenau Instituut helemaal niets over.
En ik had in dit verband ook wel iets over het initiatief Future Network Services (FNS) van TNO en de MNO’s verwacht in het rapport. Ook al ontbreekt ook daar nog elke besef over het belang van private 5G-netwerken voor de BV Nederland net zo goed.