Internet-organisaties uit de particuliere sector moeten het voortouw nemen bij het ontwikkelen van sancties tegen Rusland. Het geeft geen pas om het initiatief aan de overheid te laten, te meer omdat discussie dan te laat is. Juist praktijkmensen weten welke maatregelen proportioneel en werkbaar zijn om burgers te verbinden en schadelijke actoren buiten te sluiten. Dit stelt Niels ten Oever, onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam.
Ten Oever doet dat als mede-ondertekenaar van het manifest waarin internet-organisaties en individuen reageren op een eerdere oproep van Andrii Nabok. Deze Oekraïense vertegenwoordiger in de ICANN (beheer van dns en ip-adressen) had gevraagd Rusland af te snijden van internet.
Ten Oever verzet zich tegen de gedachte dat de internetsector zich afzijdig moet houden. Ten Oever: ‘Het is gemakkelijk om te zeggen dat internetbedrijven toch vooral neutraal moeten zijn.’ Volgens hem is neutraliteit ook positie kiezen. ‘Want daarmee sta je toe dat de volledige connectie-infrastructuur van een land als Oekraïne wordt vernietigd.’
De geschiedenis leert dat sancties vaak onvoorziene problemen geven. ‘Meestal gaat het in de implementatie fout,’ aldus de Amsterdamse onderzoeker. ‘Ook nu zien we bijvoorbeeld dat de London Internet Exchange complete Russische netwerken heeft uitgesloten op basis van sancties. Dit soort maatregelen kunnen enorme consequenties hebben voor burgers die internet nu meer dan ooit nodig hebben, zowel in Rusland als de Oekraïne.
Vrijwillig
Als betrokken bedrijven en andere organisaties zelf met voorstellen komen dan wordt de kans op onbedoelde effecten kleiner. De sector zelf weet als geen ander wat werkt. Ook kan men alternatieven aandragen voor preciezere maatregelen. Het vrijwillig nemen van maatregelen die door de sector worden ondersteunt werkt altijd beter dan dwang van bovenaf. Een multi-stakeholder-aanpak, dus samenwerking tussen overheden, bedrijven, onderzoekers en het maatschappelijke middenveld werkt bij sancties het beste’, aldus Ten Oever.
De invasie van Oekraïne betekent een nieuwe uitdaging voor het beheer van de internet-infrastructuur waarbij meerdere organisaties zijn betrokken. Door zelf als sector de verantwoordelijkheid te nemen en het sanctiebeleid vorm te geven, is te voorkomen dat overheden de plaats van de stakeholders innemen. Bovendien maakt de sector zich zo minder kwetsbaar voor het verwijt dat ze alleen maar oog hebben voor het zakelijk model van internet.
Eigen houtje
Ten Oever vindt dat betrokken organisaties zelf voorstellen moeten doen voor maatregelen op basis van vrijwilligheid. Het zou verkeerd zijn als men zich beperkt tot het afwijzen van elk vorm van ingrijpen. Deregulering is geen optie. Als het gemeen overleg van alle stakeholders tot de conclusie leidt dat de internet-gemeenschap geen oplossingen kan aandragen dan moet men niet klagen als overheden het vervolgens helemaal op eigen houtje gaan doen.
Overigens zijn maatregelen technisch heel wel mogelijk. Het gebruik van blokkeerlijsten zoals tegen ddos-aanvallers, malware- en spam-verspreiders via response policy zone en border gateway protocol, heeft zijn effectiviteit bewezen. Die techniek leent zich ook voor het blokkeren van bijvoorbeeld propaganda-kanalen. ‘We hoeven geen nieuwe dingen hiervoor te bedenken.’ Ten Oever zegt niet dat notoire Russische propagandamachines als Russia Today en Sputnik moeten worden geblokkeerd. Wel vindt hij een discussie hierover uiterst actueel.
De Amsterdamse onderzoeker keert zich tegen het standpunt van Ripe (technische coördinatie van het internet) om alles maar aan multilaterale overheidsorganisaties over te laten. Dat speelt Rusland in de kaart die het internetbeheer aan de VN en de ITU wil overlaten, organisaties die Moskou naar haar hand kan zetten.
Niels ten Oever heeft gelijk. Internet-organisaties uit de particuliere sector hebben de meeste praktische kennis om mogelijke maatregelen te bedenken, te begrijpen wat die voor gevolgen hebben en om deze uit te voeren. Dus zij hebben een grote verantwoordelijkheid en dienen initiatief te nemen. Maar het zou wel zo goed zijn om strategische beslissingen aan de landelijke overheden over te laten.