De ambtelijke top van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werd al eind 2019 gewaarschuwd dat de Omgevingswet in zwaar weer zat. Door ruzies tussen de meest betrokken partijen was een snelle invoering uitermate onverstandig. Hier moest nog zeker drie jaar mee worden gewacht.
In een intern rapport werd geadviseerd de Omgevingswet op zijn vroegst in 2023 van start te laten gaan. De chaos rondom de bouw van essentiële onderdelen van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) was te groot voor een vroegtijdige introductie. Ondanks dit alarmerend rapport werd de invoering van de Omgevingswet er snel door gedrukt. Aanvankelijk zou op 1 januari 2021 het startschot worden gegeven. Door Corona werd dit 1 januari 2022. Eind mei vorig jaar besloot het kabinet tot invoering per 1 juli a.s., volgens veel direct betrokkenen veel te vroeg.
Niets mee gedaan
Bas Linders, interim manager en consultant, meldt op LinkedIn dat het rapport ‘Quick scan Koop’, waarin alarm werd geslagen, snel is weggemoffeld. Volgens hem zijn de conclusies van dit onderzoek, dat het bureau VMG in opdracht van de plaatsvervangend directeur generaal Omgevingswet (Binnenlandse Zaken) had gedaan, nooit openbaar gemaakt. Hij vraagt zich af wat er überhaupt mee is gedaan.
Hij heeft de stellige indruk dat waarnemend minister Stientje van Veldhoven, die destijds de zieke Kajsa Ollongren verving, van niets wist. Haar zou belangrijke informatie zijn onthouden. Want de minister schreef eind 2019 dat het mogelijk was de wet per 1 januari 2021 in werking te laten treden. Naar later bleek een volkomen verkeerde inschatting. Volgens Linders, die de zaak al jarenlang van nabij volgt, werd de minister door haar ambtenaren bedot. Ze wist niet dat de programma-organisatie DSO een chaos was.
Hevige strijd
Volgens Linders woedde binnen de DSO-organisatie een hevige strijd. Het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (Koop) en haar ketenpartners Rijkswaterstaat, het Kadaster en Geonovum die de DSO samen moesten ontwikkelen, werkten volkomen langs elkaar heen. Ze riepen een veto uit over elkaars producten. Deelnemers konden niet met elkaar door één deur. Het werd dan ook één grote janboel. De gevolgen voor de uitwisselingsstandaard STOP/TPOD en de LVBB (landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen) waren desastreus.
In het rapport van eind 2019, dat onder tafel werd geschoven, staat precies omschreven wat er mis liep. De conclusies waarvan de gevolgen ook vandaag nog doorwerken, waren vernietigend. Rapporteur Marc Noordhoek schreef dat de complexiteit en afhankelijkheid enorm waren. Het ontbrak aan een gedeeld totaaloverzicht. Het eigenaarschap van de problematiek in de keten was versnipperd. Daardoor was van een gezamenlijke aanpak geen sprake.
Eigen leven leiden
Door de complexiteit op het zogenaamde bronhouders-koppelvlak (STOP/TPOD) was het voor weinig mensen mogelijk om een gedetailleerd totaaloverzicht te hebben. ‘Indien er meer helderheid in de beginfase zou zijn geweest over wetgeving en functionele behoefte was het ontwikkelproces van de daarvoor benodigde standaarden en software eenvoudiger en goedkoper geweest’, aldus Noordhoek.
Opvallend is dat op last van de informatiearchitecten van Rijkswaterstaat is gekozen voor het bouwen van compleet nieuwe uitwisselingsstandaarden. Die zouden voor alle officiële overheidspublicaties moeten worden gebruikt en niet specifiek alleen voor de Omgevingswet. Noordhoek: ‘De expliciete beslissing om van STOP en LVBB generieke in plaats van specifiek voor deze wet bedoelde standaarden te maken is nergens terug te vinden. Maar de facto is dit mogelijk een eigen leven gaan leiden.
Onnodig complex
De standaarden zijn ook onnodig complex geworden. Onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat het geautomatiseerd tekstueel uitgeven van officiële publicaties iets totaal anders is als het op grafische wijze weergeven van geografische informatie. Helemaal complex werd alles door ook nog eens uit te gaan van het ontwerpen van een ‘toekomst vaste’ standaard. Bedoeld is een standaard die ook nog eens valt te gebruiken voor het uitwisselen van documenten in andere domeinen, zoals de zorg of het sociale domein. Bovendien moest de standaard backwards compatible en intern consistent zijn. Daarmee legt de STOP/TPOD-standaard een disproportioneel beslag op de complexiteit in de keten.
Bas Linders beschrijft uitvoerig hoe Rijkswaterstaat haar zienswijze op de uitwisselingsstandaarden doordrukte. Kritiek vanuit het software-bedrijfsleven werd niet geaccepteerd, zo blijkt uit zijn relaas. De kwestie is inmiddels aangekaart bij de Eerste Kamer, die vragen over de Omgevingswet voorbereidt. Binnenkort hoopt de senaat hierover met minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) van gedachten te wisselen. De verwachting is dat de nieuw CDA-bewindsvrouw aan het dossier Omgevingswet nog een zware dobber krijgt.
UPDATE: GroenLinks verontwaardigd
De Eerste Kamerfractie van GroenLinks vindt het heel raar dat het rapport ‘Quick scan Koop’ nooit de Eerste en Tweede Kamer heeft bereikt. Saskia Kluit, senator van GroenLinks, spreekt van onbehoorlijk bestuur. ‘Dit had nooit mogen worden achtergehouden.’
De Eerste Kamer heeft vorig jaar over de Omgevingswet tientallen vragen gesteld. Kluit verbaast zich erover dat er nu ineens een rapport blijkt te bestaan waaruit grote problemen naar voren komen. Al eind 2019 werd geadviseerd de invoeringsdatum tot 2023 te verschuiven.
Toch hield demissionair minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken) vorig jaar vast aan invoering per 1 juli 2022. Kluit heeft de stellige indruk dat de minister tijdens de verdediging van haar voorstellen in de Senaat niet volledig door haar ambtenaren was ingelicht.
Volgens Kluit kan het ministerie straks niet het argument gebruiken dat de destijds gesignaleerde problemen inmiddels zijn opgelost. Want ook uit de rapportages van het toenmalige Bureau ICT Toetsing (BIT) en de Auditdienst Rijk bleek dat de overheid niet ‘in control’ was over de processen die de Omgevingswet moeten ondersteunen. Het ontbreekt bovendien aan een goede aansturing.
Tot ergernis van Kluit schetsen de minister en haar ambtenaren nog steeds het beeld dat het allemaal wel meevalt. Volgens GroenLinks neemt het kabinet onverantwoord grote risico’s als het DSO-stelsel in juli live gaat. Als de informatiestroom richting burgers straks hapert en allerlei bestanden te laat beschikbaar komen, gaat dat ten koste van de rechtsbescherming van burgers. Want veel inspraaktermijnen zijn aanzienlijk ingekort omdat burgers alle informatie snel via het DSO zouden kunnen opvragen. Kluit noemt dat zorgwekkend.
Het Eerste Kamerlid verbaast zich erover dat er in Den Haag zo weinig interesse bestaat deze wet bestuurlijk goed te regelen. ‘Het gaat er niet om of je voor of tegen bent. Belangrijk is dat we een stabiel systeem krijgen waarover honderden overheden gegevens kunnen uitwisselen’, zegt ze. De Eerste Kamer gaat op 18 januari as. schriftelijke vragen over deze affaire stellen. Kluit zal er bij minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) op aandringen het weggemoffelde rapport alsnog openbaar te maken.
Bij alle berichtgeving over dit faalproject – hier, en op LinkedIn – wordt verder niets vermeld over de toegepaste technologie:
The decision models are based on the new DSO standard for decision models, the “Standard Applicable Rules (STTR)”, which is an extension of the DMN specification. STTR is used for modeling decisions, defining data from different sources to be used as input and controlling user interaction. This is known as the STTR layer model for decision logic.
In this session you will learn:
– Why DMN has been extended to STTR;
– How rules of 400 authorities work together;
– How STTR is implemented using the Drools rule engine;
– What challenges we had to overcome to make authorities responsible for setting up their decision models.
Wat de vragen oproept:
– in hoeverre is de extreme complexiteit van dit project te wijten aan de inzet van de rule engine Drools in combinatie met DMN;
– zijn er meer faalprojecten bij de overheid (of elders) waar deze rule engine wordt toegepast, en
– zijn er projecten bij de overheid (of elders) waar deze technologie wel met succes wordt ingezet.
Ach Jack ik lees dat er vooral organisatorische problemen zijn, de bekende ‘stammenstrijd’ omdat er geen consensus is in het Rijnlandse model. Misschien dat de hamers en spijkers ook een rol spelen maar als de neuzen niet dezelfde kant op staan dan is het geen ICT project maar een veranderingstraject met een ICT component.
Ach Oudlid, zijn alle technologieën gericht op samenwerking, bijvoorbeeld doordat ze een gemeenschappelijke taal mogelijk maken? Wat hierbij in ieder geval niet helpt is digitale geletterdheid 🙂
Jack,
De gemeenschappelijke taal was ook een strijdpunt als ik kijk naar het definiëren van de parameters. Geletterdheid in ambtelijke nota’s vraagt dan ook eerder een molenaar dan een binaire ICT-er als je begrijpt wat ik bedoel. Als het om de herkenning van foutenreeksen bij de overheid gaat dan zijn er nog wel wat faalprojecten met rule engines te vinden, toen nog modelgedreven business process-platformen genoemd.