Zestig procent van alle docenten vindt zichzelf klaar om ook in de toekomst online-les te geven. Dit blijkt uit gezamenlijk onderzoek van de universiteiten van Brussel, Oslo, Wollongong en Zuid-Oost Noorwegen onder 1.200 leraren uit in totaal twintig landen. Een opvallend hoog percentage, want voordat landen in lockdown gingen, had ruim de helft van de leraren nog nooit digitaal had lesgegeven.
De pandemie drong een verschuiving naar online-lesgeven en leren op in hogescholen en universiteiten over de hele wereld. Daardoor moesten docenten hun onderwijs in zeer korte tijd aanpassen, ongeacht of ze voorbereid waren of niet. Professor Jo Tondeur van de Vrije Universiteit Brussel (VUB), gespecialiseerd in educatief ict-gebruik, onderzocht in een internationale studie hoe leraren de bruuske overgang naar afstandsonderwijs ten tijde van de pandemie hebben ervaren en wat die ervaringen betekenen voor de toekomst.
Het schoentje knelt
‘In het hoger onderwijs gaan we niet meer terug naar honderd procent fysiek onderwijs, maar veeleer naar de mengvorm van blended leren’, aldus Tondeur. ‘Daar is de bal aan het rollen gegaan. Al moet er veel meer aandacht komen voor didactische ondersteuning voor docenten, veel meer dan voor technologische ondersteuning. Toch voelt zestig procent van de docenten zich al klaar om in de toekomst verder online aan de slag te gaan.’
Met de terugkeer van bijna alle leerlingen in Vlaanderen naar de schoolbanken kwam een einde van een uitdagende periode, waarin de scholen, leerkrachten en studenten van de ene dag op de andere overschakelden naar afstandsonderwijs. Deze overgang bleek een serieus hindernissenparcours. Te meer daar uit het onderzoek van Tondeur, uitgevoerd in samenwerking met collega’s Ronny Scherer (Universiteit van Oslo), Sarah K. Howard (Universiteit van Wollongong) en Fazilat Siddiq (Universiteit van Zuid-Oost Noorwegen) bij 1.200 leraren uit twintig landen, blijkt dat ruim de helft van de leraren voor de lockdown nog nooit digitaal had lesgegeven. In het secundair onderwijs ligt dat getal nog hoger: daar had driekwart geen ervaring met online-lesgeven.
Uitdaging blijft
Door dat gebrek aan ervaring was er grote nood aan ondersteuning. In het secundair onderwijs voelde 42 procent zich technisch onvoldoende ondersteund. Maar de nood aan didactische ondersteuning was nog groter: ruim de helft miste pedagogische begeleiding. ‘Dat is niet verwonderlijk als je erover nadenkt’, meent Tondeur. ‘Omdat alles snel moest gebeuren, hebben de meeste scholen er in eerste instantie voor gezorgd dat hun leraren zich konden behelpen: een digitale leeromgeving opzetten, communicatielijnen, enzovoort. Maar online-leren draait natuurlijk om meer, zoals op de juiste manier vak-inhoud combineren met didactische strategieën en daar de juiste technologie voor gebruiken. Dat blijft ook een uitdaging voor scholen die volgend jaar willen verder gaan met blended learning.’
Klassieke onderwijsmethode ontoereikend
De bevraagde leraren konden worden opgedeeld in verschillende profielen, elk met hun eigen vragen en noden. Sommigen hadden bijvoorbeeld het gevoel dat het te snel ging en dat hun it-kennis tekortschoot (23 procent van de respondenten). Ze gaven les zoals ze het gewoon waren, maar dan voor een camera, met als gevolg dat hun leerlingen uitgeput waren na zeven uur voor een scherm. Maar er waren evengoed leraren die de nieuwe mogelijkheden omarmden (14 procent van de respondenten). Ze gaven hun leerlingen autonomie en pasten hun manier van lesgeven aan naar een meer coachende rol. Die groep scoorde heel goed op vlak van activeren, duidelijke instructies en betrokkenheid.
Die verschillen in profielen kunnen verklaard worden aan de hand van de voorkennis en de tijd die leerkrachten hadden om zich aan te passen, maar ook de mate waarin zij ondersteuning ervaarden van de school zelf. Leraren met weinig ervaring die zich gesteund voelden door de school, waren opvallend meer gemotiveerd om na de pandemie de mogelijkheden van blended onderwijs verder te verkennen (17 procent van de respondenten).
Oefenen op autonomie
Verschillende respondenten gaven aan dat het online leren hun leerlingen de kans gaf om te oefenen op autonomie. Ze konden zelf bepalen wanneer en hoe snel ze leren. Die zelfstandigheid werkte motiverend. Leerkrachten zagen ook kansen om meer te differentiëren op vlak van leerpaden en werkten op maat van de leerling. Maar het onderzoek toont ook valkuilen. Zo is er bij online-onderwijs een groter risico op uitval.
Volgens Tondeur zal het hoger onderwijs niet meer teruggaan naar honderd procent fysiek onderwijs. ‘Voor het secundair onderwijs ligt dat anders. Sommige scholen zeggen ‘dit nooit meer’ en keren terug naar de situaties zoals het was omdat ze nog niet ver genoeg staan, of omwille van hun context. Maar veel scholen omarmen het blended leren ook structureel. Ze overwegen bijvoorbeeld een dag per week online-les te geven of ze onderzoeken hoe ze open leeromgevingen kunnen creëren op de school zelf.’
Geen magisch recept
De studie legt dus geen magisch recept voor blended onderwijs bloot. ‘De noden van leraren verschillen sterk, en ook de scholen tonen onderling sterke verschillen’, rondt Tondeur af. ‘Blended leren zal er anders uitzien in een school met een middenklasse publiek dan in een school met veel leerlingen uit anderstalige of kwetsbare gezinnen. De eerste stap is om als school een visie uit te tekenen. Wat zien jullie als de voordelen van online-leren? Hoe kunnen jullie die integreren? En op welke manier gaan jullie leraren ondersteunen? Hoe zorgen jullie ervoor dat er geen leerlingen uit de boot vallen? Op die manier zorg je er als school voor dat je iedereen meehebt.’