Veel aanbieders van datacenters zitten niet te wachten op overheidsbeleid voor vitaal-bepaling van datacenters. Ook hun afnemers zijn allerminst overtuigd van het nut en de noodzaak van overheidsbemoeienis. Zelfs experts betwijfelen of dit wel zin heeft.
Dit blijkt uit het onderzoeksrapport ‘Datacenters vitaal?’ dat Stratix aan het Agentschap Telecom heeft uitgebracht. Een aantal betrokkenen denkt hun eigen boontjes te kunnen doppen. Ze zien de meerwaarde van vitaal verklaren niet in. Conclusie is dat het draagvlak gering is.
Michiel Steltman, directeur van de Stichting DINL (Digitale Infrastructuur Nederland), vindt dat het ministerie zich beter op andere problemen kan richten. Het al dan niet vitaal verklaren van datacenters voegt niets toe. ‘Daarmee is het probleem van de veiligheid niet opgelost. Het knelpunt zit bij de processen die er draaien, niet bij de datacenters. Die blijken hun veiligheid goed te hebben geregeld,’ aldus Steltman. ‘Prima dat de risico’s in kaart zijn gebracht. Daar waren veel misverstanden over.’
Aanleiding tot de studie is de veronderstelling dat het uitvallen van één of meer datacenters maatschappelijke ontwrichting tot gevolg kan hebben. Centraal in het onderzoek staat de vraag in hoeverre datacenters moeten worden beschouwd als vitale infrastructuur.
Ontwrichting
Met het oog op vitaalbeoordeling maakte Stratix een model voor indeling van datacenters. Het risico op maatschappelijke ontwrichting ontstaat wanneer een datacentrum vitale processen huisvest. Ook zijn er datacenters die geen reële uitwijkmogelijkheid kennen. Naast deze twee generieke kenmerken zijn er ook twee specifieke kenmerken waardoor uitval ernstige consequenties kan hebben. Een datacenter kan te complex werken om snel te herstellen. Een klein aantal datacenters is dermate omvangrijk dat zij als ‘te groot zijn om te falen’ moeten worden beschouwd.
Bijna geen enkele marktpartij kan aangeven wat onder het begrip ‘vitale infrastructuur’ moet worden verstaan. Ook over de consequenties bestaat verwarring. Over de criteria voor vitaal-bepaling bestaat daarentegen wel consensus. Bepalend zijn de processen van de klanten in de datacenters. De meeste partijen beseffen dat uitval van vitale processen tot cascade-effecten en maatschappelijke ontwrichting kan leiden. Hierbij doet zich het probleem voor dat sommige exploitanten van datacenters te weinig van hun klanten weten om te kunnen beoordelen hoe belangrijk continuïteit voor hen is. Uit marktonderzoek blijkt dat datacenters het beste zelf kunnen aangeven of ze vitaal zijn. Die methode helpt ook het draagvlak te vergroten.
Vakantiegangers
Michiel Steltman vindt het opmerkelijk dat in een ander rapport over datacenters wordt gesteld dat Nederland wel zonder extra datacenters kan. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat had Buck Consultants gevraagd of nieuwe datacenters wel nodig zijn. Buck beantwoordde die vraag ontkennend. Steltman verbaast zich erover dat het ministerie zulke vragen stelt. Als je laat uitzoeken of Schiphol nodig is, dan zie je dat vakantiegangers ook via Düsseldorf kunnen reizen. Zonder een nationale luchthaven sluit je je niet af van de wereld.
De conclusie van Buck dat datacenters niet nodig zijn, staat overigens haaks op die van Stratix. In dit rapport wordt gewezen op het gevaar dat in diverse regio’s in Nederland gebrek aan keuze van datacenters bestaat. Ongewild kan dat leiden tot een single point of failure, met mogelijk grote gevolgen op regionale schaal bij uitval, zo waarschuwt Stratix. Steltman verbaast zich erover dat het ene bureau vindt dat geen extra datacenters meer nodig zijn, terwijl het andere bureau vindt dat er in bepaalde regio’s te weinig datacenters zijn om uitwijk goed te kunnen regelen.
Beperkte zekerheid
Opvallend is ook een aantal uitkomsten van een enquête die Stratix hield onder aanbieders van datacenters. Gevraagd werd onder meer of certificatie een goede indicatie biedt voor een beoordeling als ‘vitale infrastructuur’. Opgemerkt werd dat certificaten slechts een beperkte zekerheid bieden dat processen als beschreven ook werkelijk worden uitgevoerd. Certificaten zijn vaak meer een marketing gimmick. Ze zijn minder bepalend voor de kwaliteit dan veelal wordt gedacht. Twijfels bestaan of ze maatgevend zijn voor vitaal/niet-vitaal.
Een andere opvallend uitkomst is dat de meerderheid alleen weet of vitale processen worden gehuisvest als hen dat wordt verteld. Ze vragen er niet naar.
“Het risico op maatschappelijke ontwrichting ontstaat wanneer een datacentrum vitale processen huisvest. Ook zijn er datacenters die geen reële uitwijkmogelijkheid kennen. Naast deze twee generieke kenmerken zijn er ook twee specifieke kenmerken waardoor uitval ernstige consequenties kan hebben.”
Het datacenter zorgt toch voor stroom, koeling, fysieke toegang en bekabeling/patches. Je moet zelf zorgen dat je de datacenters zo uitkiest dat je jouw infrastructuur redundant op kunt zetten. Bijvoorbeeld realtime in 3 datacenters.
Weten ze wel wat een datacenter doet? Ze nemen het woordje data iets te letterlijk.
Agentschap Telecom is per 9 november 2018 aangewezen als toezichthouder van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni). Het rapport van Stratix leest als een eerste stap en zoektocht in een leerproces voor zowel dit agentschap als het onderzoeksbureau zelf in de wondere wereld van het internet door partijen die gewend zijn en hun bestaansrecht ontlenen aan het reguleren van de telecomsector. Uiteindelijk wordt als belangrijkste conclusie de mening van brancheorganisaties waar de meeste datacenters bij aangesloten zijn zoals DDA en DINL gepresenteerd: Het heeft geen zin heeft om naar meetbare criteria te zoeken om een datacenter al dan niet ‘vitaal’ te verklaren (zoals stroomgebruik of vloeroppervlak van de datarooms of aantal interconnecties), maar het gaat om continuïteit van processen die al dan niet bij uitval tot ontwrichting van de maatschappij kunnen leiden. De waarde van dit rapport daarvoor lijkt erg beperkt: Eerst worden zowel de hyperscalers, edge-datacenters (maar vreemd genoeg weer niet Cellnex locaties) en de Rijksdatacenters al uitgesloten voor dit onderzoek vanwege van te voren opgelegde criteria door de opdrachtgever en van de overgebleven 51 aangeschreven datacenterpartijen hebben er 19 gereageerd (die soms ook nog vragen overslaan). Het onderzoek wordt door Stratix zelf desondanks als ‘representatief’ weergegeven, maar dat oordeel lijkt me zowel statistisch als kwalitatief aanvechtbaar, zo niet onhoudbaar.
Internet (backbone waar de datacenters onderdeel van zijn) laat zich gelukkig niet tot nauwelijks reguleren. Zeker op nationaal niveau is dat ook helemaal niet wenselijk en mogelijk. Want juist vanwege de ‘permissionless innovation’ die het mogelijk heeft gemaakt, is het internet zo groot geworden. Dat heeft weinig meer met staatsgrenzen van doen en is tot een wereldwijd, complex en zeer dynamisch informatieverwerkend ecosysteem uitgegroeid. Partijen die echt belangrijke zaken ergens hosten hebben er juist belang bij dat niemand weet waar dat gebeurt en zorgen zelf wel voor resilience. Een paar aanbieders zien het ‘vitaal verklaren’ van hun datacenters als marketing-item wel zitten, de rest moet van de vraag of ze wel of niet door de overheid worden aangewezen als vitale infrastructuur zelf weinig hebben, gelukkig.