De digitale euro begint contouren te krijgen. Opgeschrikt door de plannen van Facebook voor een cryptomunt hebben de lidstaten van de eurozone hun passieve houding laten varen. Aanstaande vrijdag gaan de ministers van Financiën die deel uit maken van de Eurogroep, over het centralebankgeld (de digitale euro) van gedachten te wisselen. De Europese Centrale Bank (ECB) zal de voortgang in de ontwikkeling van de digitale euro toelichten.
Digitaal centrale-bankgeld als cryptografische code op je telefoon of computer lijkt geen utopie meer nu ook demissionair minister Hoekstra (Financiën) in een brief aan de Tweede Kamer schrijft dat binnen het Eurosysteem momentum is ontstaan rond de digitale euro. Hij verwacht dat dit thema bij de ECB hoog op de lijst van prioriteiten komt te staan. Ook op politiek niveau lijkt er enthousiasme te zijn. Volgens Hoekstra willen de meeste landen naar het zich laat aanzien wel verder op deze weg gaan. Maar er zijn verschillen van mening over het tempo waarin stappen worden gezet.
Ook ontbreekt het aan een eenduidige visie op de doelstellingen voor zo’n cryptomunt, uitgegeven door de centrale bank. Het efficiënter maken van het (internationale) betalingsverkeer kan een doelstelling zijn. Maar ook de hervorming van het financieel-monetair systeem kan reden zijn om tot een digitale centralebankmunt over te gaan.
Hoekstra wijst erop dat de ontwerpkeuzes afhankelijk zijn van de doelen. In zijn brief stelt hij: ‘Digitaal centralebankgeld is publiek geld uitgegeven door een centrale bank voor breed publiek gebruik. De digitale euro kan in de toekomst mogelijk een rol spelen om, naast chartaal geld, publiek geld toegankelijk te houden in de eurozone. Ook kan de infrastructuur van de digitale euro als achtervang dienen voor de vitale private betaalinfrastructuur en kan de digitale euro zelf een stimulans zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële sector. Verder kan de eurozone met een digitale euro tegenwicht bieden aan buitenlandse en/of private initiatieven voor digitale valuta en daarmee de open strategische autonomie van de EU versterken.’